2154. Een standje maken,
d.w.z. ruzie maken; eig. een kleinen oploop (hd. Ständchen, serenade) veroorzaken (mnl. loope maken), eene scène maken; vgl. Köster Henke, 65: Een stand maken, een hoop menschen om zich verzamelen. Iemand een standje maken, hem eene berisping toedienen, een standje schoppen of geven. Het schijnt, dat deze uitdr. zeer jong is. Weiland kent haar niet; ook is zij nergens door mij in vroegere woordenboeken aangetroffen.
In sommige streken van ons land hoort men zeggen: een stankje maken of bakken (Molema, 396 b); Draaijer, 39 a: 'n stankjen krîgen (vgl. Taalgids III, 165), dat herinnert aan eene andere uitdr. stank maken = drukte, ruzie maken (hd. stänkerei machen, stänker(er), ruziemaker) en het 18de-eeuwsche een leelijke stinkerd, a scurry matter, a great noice (Sewel, 759). Zie ook Schuermans, Bijv. 318 b.