Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2083. Dat is geen smaldoek,d.w.z. dat is niet gering, geen kleinigheid, vrij duur. In de 17de eeuw bij Winschooten, 264: Smaldoek, doek, of linden, dat smalder is, als ander doek: en hier van het spreekwoord (dog oneigendlijk genoomen) als men wil seggen, dat iets uit geen bekrompe beurs gedaan is: ten is geen smaldoek, wat je meend!; Doeden, 56: Waar voor sie jy mijn an, voor smaldoek, dat sou jy willen. Zie ook Halma, 588: Het is geen smaldoek, ce n'est pas petite chose, ce ne sont pas des moineaux, ce | |
[pagina 275]
| |
ne sont pas des bagatelles; Grimm IX, 926: schmaltuch, nur 3/4 ellen breite, gröbere leinwand. In het Friesch: dat is gjin smeldoek. Vgl. Het is geen blik (op Goeree en OverflakkéeGa naar voetnoot1), dat is (lang geen) snert, in De Telegraaf, 5 Jan 1915 (avondbl.), p. 5 k. 2: Daar stond woordelijk dit in, dat misschien niet zoo heelemaal ‘snert’ is; Speenhoff IV, 99: En toen zijn bord weggenomen werd, dacht hij: nou die erwtensoep lijkt ook wel snert; Peet, 29; 140; Nkr. V, 12 Maart, p. 4Ga naar voetnoot2); niet veel soeps (Boekenoogen, 960; Nw. School, III, 76); dat is geen appelepap (De Vries, 61; Nest, 50), geen kattedrek, kattepiemel, kattepisGa naar voetnoot3), en het Zuidnederlandsche dat is geen klein bier; zie o.a. Antw. Idiot. 229; Waasch Idiot. 347 a en vgl. hd. das ist nicht von Pappe; oostfri. snirt, een geringes Etwas, ein Nichts; het eng. that's no small beer; fr. ce n'est pas de la petite bière; ce n'est pas du toc. |
|