Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 260]
| |
2049. Sip kijken,d.w.z. leelijk op zijn neus kijken; ontevreden, zuinig, sneu kijken; ook onnoozel kijken (V. Schothorst, 198). Zie o.a. Nkr. VII, 29 Maart p. 5; Menschenw. 314; Falkl. VI, 173; VII, 67; Mgdh. 138; Dievenp. 111; Slop, 2; Jord. II, 97; enz. Misschien mogen we vergelijken het nd. sip, noorw. sipe, sippe, grienen, de mondhoeken huilerig omlaag trekken; sippet, overdreven fijngevoelig, gauw huilendGa naar voetnoot1). In het Oostfri. is dit woord eveneens bekend; het wordt bij Ten Doornkaat Koolman III, 186 vertaald door zimperlich, spröde, albern, affectirt, geziert. In Zuid-Nederland onbekend; fri. sip, onnoozel uitziende; sippens, verslagenheid, moedeloosheid, treurigheid. |
|