Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2029. Zich schrap zetten,d.w.z. zich vast, stevig op den grond zetten; zijn uiterste best doen; schrap staan, onwankelbaar staan, stevig staan; eig. te schrap staan, zooals Hooft meermalen schrijft in den zin van op het uiterste staan, op het punt staan iets te doen, gereed zijn tot iets of in dien van vaststaan; zie Ned. Hist. 424: Als de scharprechter t' schrap stond; bl. 433: Als de beukeryen t' schrap stonden; vgl. Sart. I, 1, 58: Res ad triaros rediit. 't Staet al schrap, cum significabimus rem eo periculi reductam esse, ut extremo conatu summisque viribus sit enitendum et suprema confugiendum consilia; Tacitus, bl. 29: En konde men in 't waater zich niet t' schrap zetten; Ned. Hist. 359: t' Schrap raken (stand houden), waarvoor in het Zaansch nog schrap raken, naast schrap komen, een steunpunt vinden, houvast krijgen, klaar komen (Boekenoogen. 913); Pers, 548 a: de voeten schrap zetten, op zijn stuk blijven; 2 b: zijne voeten tegen iemand schrap zetten, zich verzetten tegen iemand; 293 a; 837 a; 893 a: schrap staan, op het uiterste gespannen staan; Vondel, Lucifer, 1090: schrap zetten, strijdvaardig maken; Geboorteklock, 151: zet u schrap; Virg. II, 47; 49; 192; Bat. Gebr. 948; 1163: schrap geraecken, den strijd beginnen; Winschooten, 250; de zeylen schrap zetten, zoo scherp mogelijk bij den wind brassen (V. Eck VII, 2); Tuinman I, 279: hij stelt zich schrap; Halma, 575: Schrap staan, in eene gereede gestalte staan; hij kon niet schrap raken, hij kon zijn oogwit niet bereiken; Sewel, 711; enz. Wellicht is ook te vergelijken Schuermans, | |
[pagina 252]
| |
601 b: schrap, mager, dun, karig, nauwgezet; schrap zitten, geldgebrek hebben; schrap staan, honger hebben; scherp zijn (Tuerlinckx, 548; Claes, 213); De Bo, 1010 a: schrap, schrep, spaarzaam, karig, krap (vgl. Antw. Idiot. 1092). Ook in het Oostfri. schrap, bijw. schrap en znw. stevige positie; to schrapp stellen, den Fusz beim schieben, Heben etc. gegen die Erde stemmen; fri. skrep, skrip, vaste steun of stelling onder den voet om vooruit te komen. Het znw. schrap heeft hier de bet. van een over den grond getrokken streep, die als grens dient of waarop de eene voet, met een weinig doorgebogen knie, gezet wordt, terwijl de andere vooruit geplaatst wordt (vgl. keep houden; o.a. Jord. 355; V.d. Water, 93; Ndl. Wdb. VII, 1956). Voor het wegvallen of de samensmelting van de praepositie met het znw. vgl. t'zeil gaan, zich t'schoor stellen (fri. yen to skoar sette), zich schoor (eig. stut, steunpaal), schrap zetten, t'zoeck raken, t'schuil gaan, te sticken slaan, paard rijden, schaak spelen, school gaan, en no. 1766. Synoniem was zich scharp zetten, zich kant (d.i. scherp) zetten, dat o.a. wordt aangetroffen in V. Janus, 148Ga naar voetnoot1). |
|