Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1977. Hij heeft zijne schaapjes op het droge,d.w.z. hij is een welgesteld man; hij heeft genoeg verdiend, om nu rustig en onbezorgd te kunnen leven; hd. er hat sein Schäfchen im Trocknen. De uitdrukking komt in de 16de eeuw voor bij De Pauw, Mnl. Ged. en Fragm. II, 353 (anno 1510): Al heeft menich sijn scapen op trooghe ende mine int water staen toten knien; Campen, 120: hy heft syn schapen opt droege gebracht; Tijdschr. XXI, 108: U dunckt ghi hebt nu u scapen opt droge; Sart. I, 1, 82: sijn schapen op droogh hebben, waar de opmerking gemaakt wordt, dat wij, met het oog op het lat. in portu navigare, beter zouden zeggen: ‘sijn scheepen op droog hebben’, welke verandering evenwel door de plaatsen uit Campen en De Pauw onnoodig wordt gemaaktGa naar voetnoot2). Zie verder Huygens I, 120; Winschooten, 8 en 50; Kluchtspel II, 244; Adag. 33: hy heeft sijn schaepkens in 't droog; Van Effen, | |
[pagina 229]
| |
Spect. VIII, 157; W. Leevend I, 209; Sewel, 694; Harreb. I, 156 b; Ndl. Wdb. XIV, 144; Afrik. sy skapies op die droë hê; Waasch Idiot. 567 a; Antw. Idiot. 2009; Eckart, 449; Reuter, 22; Goedthals, 63: Tvuelen binnen stal hebben, de gage reconfort; Broeckaert, 30: 't Schaepken es emmers binnen der koye? enz. In Zuid-Nederland kent men eveneens zijne schaapjes in 't drooge hebben (De Bo, 637 b) naast het schaap is in huis, het schaap is binnen; zijn voetjes op t droog hebben (Antw. Idiot. 2138); zijn musschen liggen onder de pannen (Waasch Idiot. 449); synon. van de beuter bachten den lijs hebben, de koorde bachten den knoop hebben (Schuerm. 277 b), zijne handen aan den dokter getoond hebben (niet meer behoeven te werken) en wordt in 't drooge zijn gebruikt voor binnen zijn, onder dak zijn (De Bo, 272 a; 1150 b) en in 't droog steken voor verbergen, wegstoppen (zie Volkskunde XIII, 166). Volgens Joos, 77 zegt men ook: wij zijn met onze koei van 't ijs, dat herinnert aan onze uitdr. zijne koetjes op 't droge hebben (Halma, 363; C. Wildsch. IV, 237; V. Janus, 244; Nkr. IV, 22 Mei p. 2; Het Volk, 3 Jan. 1914, p. 9 k. 4), waar op 't droge niets anders wil zeggen dan in veiligheid; de Vlamingen hebben wellicht bij ‘in 't droog’ gedacht aan hetzelfde wat wij bedoelen met ‘onder dak, binnen zijn’. De uitdr. kan ontleend zijn aan de gewoonte om schapen, die men liet grazen op gorzen, schorren en kwelders, bij hoogen vloed tijdig naar hooger gelegen of door dijken beschermde gronden in veiligheid te brengen, gelijk men de koeien ook doet, die op de uiterwaarden grazen, bij hooge rivierstanden. Wie zoo gedaan had, kon den dag van morgen, de toekomst onbezorgd tegemoet gaanGa naar voetnoot1). In het Nederduitsch is de uitdrukking ook zeer gewoon; zie Taalgids V, 189: he het sine Schäpken in 't Dröge; he hett se in 't Dröge brogt = in veiligheid gebracht; Eckart, 449. |
|