Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1890. Een profeet die brood eetis iemand, wiens voorspellingen weinig beteekenis hebben en geen vertrouwen verdienen. In de 18de eeuw is de uitdr. bekend, blijkens Tuinman I, 326 en Sewel, 652: Het is een propheet die brood eet, he is a false, a sham, a mock prophet; in het Antw. Idiot. 1000: een profeet van roggebrood; in Westphalen: et ies en Profetie, dei Braut ietet (Eckart, 418). Hetzelfde wordt uitgedrukt door een broodetend profeet, een valsche profeet (17de eeuw) of een broodprofeet, een schimpnaam voor iemand aan wiens voorspellingen men geen geloof slaat, Ndl. Wdb. III. 1548; 1565; 1572; VII, 899; fri. dou hest fen 'e moarn in stik brea hawn, gij zijt een broodetende profeet. Volgens Laurillard, 45 en Zeeman, 416 is de uitdr. ontleend aan den Bijbel en wel aan Amos 7, 12, waaruit zou blijken, dat men er in eig. zin onder moet verstaan ‘iemand, die liever dan zijn profetentaak getrouw te vervullen, zijn brood eet, d.i. zijn eigen kost en voordeel zoekt, en dus geen echt profeet mag heeten’. Let men evenwel op Bebel, no. 571 (anno 1508): cacantes prophetae; in hariolos dicitur; Wander II, 466: man glaubt an keinen scheissenden Heiligen (16de eeuw); Pers, 83 a: ‘Sal dese narre, en broot eetent kacker, een Propheet zijn?’ dan komt het me voor, dat we voor de verklaring niet zoo zeer op het broodeten als wel op het cacare moeten letten, en Wander niet ver van de waarheid zal zijn, wanneer hij zegt: ‘wer verehrt werden will, muss nicht versäumen, sich mit einer gewissen, das Publikum bestechenden Glorie zu umgeben; er muss vermeiden, was an menschliche Natur erinnert’Ga naar voetnoot2). In Dat boeck van den drie coninghen, 66 v (Delf, 1479) komt voor: Ick gelove ghien hilligen oft sy moeten broodt eten; Afrik. die ou profete is dood en die jonges eet brood. |
|