Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1888. Iemand (of iets) op de proef stellen,d.i. iemand of iets aan eene proef, een onderzoek onderwerpen; beproeven, om de innerlijke waarde te onderzoeken, vooral gezegd van iemands eigenschappen of gezindheden, als: geduld, vroomheid, deugdzaamheid, enz. Oorspr. gezegd van ertsen of metalen, naar wier allooi, gehalte, een onderzoek gedaan wordt en bij uitbreiding toegepast op personen en hunne eigenschappen; vgl. Spreuken XVII, 3; mnl. enen ter proeve doen. In de 17de eeuw komt de uitdr. o.a. voor bij Vondel, Salmoneus, vs. 267: Uw Heiligheit wort op de proef gestelt; Pers, 510 a: Deze raed zijnde van Alva op den proef gestelt, pooghde men nu te voltrecken; zie verder C. Wildsch. IV, 428; Halma, 644; Waasch Idiot. 655 b: iemand op den toetssteen leggen; Afrik. iemand op die proef stel; hd. einen auf die Probe stellen, setzen, legenGa naar voetnoot2); fr. mettre qqn à l'épreuve; eng. to put a person to the test (or proof). |
|