1852. Iemand een poets spelen (of bakken),
d.w.z. iemand een part spelen; eene kool stoven; een koopje geven (zie no. 1241); een gris bakken; een toer spelen (17de eeuw; fr. jouer un à qqn); hd. jem. einen Possen spielen. Vroeger ook: iemand een pots spelen en bootsen spelen. Dit znw. boots, mnl. bootse, wordt voor identisch gehouden met poets, welks oe moet ontstaan zijn uit een Noordfranschen vorm met ou. De oorspr. bet. is bult, knop, ruwe steen (it. bozzo), houten bal (sp. bocha) en vandaar iets van weinig waarde, onzin, gekheid, grap (vgl. mop, steen en grap; mnl. clute, kluit en grap en zie no. 1420). De vorm poets komt in de 17de eeuw reeds voor naast pots(e). Zie Ndl. Wdb. III, 505 en Lat. Versch. 202-204; Afrik. iemand 'n poets bak. Volgens Franck-v. Wijk, 513 moeten we met 't oog op het mnd. putze, pusse, posse, poets, naast het uit 't Romaansch ontleende hd. posse, oplegsel, veeleer een oorspr. germaansch woord voor ‘poets, grap’ aannemen.