Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1700. Oom Kool.Zoo werd en wordt dial. nog schertsend een sukkel genoemd. Sedert de 16de eeuw bekend, o.a. bij Ogier, De Seven Hoofts. 167: Hoe sat Oom Cool en sagh met een Backhuys soe grau als Bloet? Zie voor vele plaatsen uit de 17de en 18de eeuw het Ndl. Wdb. XI, 19-20 en vgl. Molema, 307 a. Thans komt die benaming nog maar alleen voor in de uitdrukking daar ligt Oom Kool, dat gezegd wordt, wanneer iemand op straat onverhoeds struikelt en valt. Vgl. Tuinman I, 153: Als Tondalus stond of ging, dan viel de koe, en als de koe stond, dan lag 'er Oom Kool toe; Nest, 103: Daar ligt Oom Kool; Krat. 10: Ik geloof dat Oom Kool (een dronkaard) er geweest is; Afrik. Daar zit om Kool, daar hebben we den schelm te pakken. Het waarschijnlijkst is het, dat we in Kool eene verkorting of eene verbastering moeten zien van NicolaasGa naar voetnoot1) en dus de uitdr. te vergelijken is met Oom Jan (de lommerd), waarin eveneens een gewone naam genomen is, die in allerlei uitdrukkingen voorkomt (zie no. 1019), evenals Klaas (vgl. een houten KlaasGa naar voetnoot2)), dat uit Nicolaas is ontstaan. Zie voor deze verklaring het Mnl. Wdb. IV, 1697 en vgl. Boekenoogen, 925Ga naar voetnoot3); fri. om koal naast koal om. In later tijd is naast ‘om Kool’ schertsenderwijze eene vrouw tante Bloemkool genoemd (Harreb. I, 64 aGa naar voetnoot4)). |
|