1688. Onder vier oogen,
d.w.z. zonder het bijzijn van een derde, door het oor van een turfmand (Harreb. II, 64). Zie Huygens, Zeestraet, vs. 487: Maer, wilt ghy tusschen ons' vier oogen en vier ooren een' nieuwen overslagh van wat meer voordeels hooren?; Tuinman I, 201: Tusschen vier oogen; Sewel, 589: Onder (of tusschen) vier oogen, face to face, without witnesses; hd. unter vier Augen; fr. entre quatre yeux; fri. únder fjouwer eagen. Zie ook Joos, 83; Villiers, 90; Ndl. Wdb. X, 2256 en W. de Vreese, Proeve van Taalzuivering, 203, waar verschillende voorbeelden van het gallicisme tusschen vier oogen vermeld worden.