Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
gramschap, mnl. evele moet, evelmoet, zoodat de uitdr. eig. wil zeggen zich op iemand wreken, waardoor de gramschap afkoelt, bedaart. Sedert de middeleeuwen is sinen moet (ver)coelen bekend; zie het Mnl. Wdb. IV, 1810 en vgl. verder Vondel, Gijsbr. van Aemst. vs. 1491; Palamedes, vs. 1194; Joseph in Egypten, vs. 1177; Hooft, Ned. Hist. 783: Aan Winsum koelden de Grooningers hunnen moedt; Winschooten, 115: Syn moet koelen, sijn gramschap vreeken, en vreekende doen bedaaren: gelijk men seid: sijn moet ergens aan koelen; Tuinman I, 312; Halma, 376: Ergens zynen moed aan koelen, zijne gramschap aan toonen, assouvir sa colère, enz.; hd. sein Mütchen (oder Mütlein) an einem kühlen; nd. seinen Môd kölen (Eckart, 375); it. sfogar la bile (uit laten branden). |
|