Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
1466. Man en paard noemen.‘Dat is, van hem duidelijk en omstandig melding doen, als of men zulk een ruiter, op zoodanig een paard beschreef’; Tuinman I, 234. Volgens het Ndl. Wdb. IX, 170 komt deze zegswijze sedert de 16de eeuw voorGa naar voetnoot1). Zie verder Halma, 337: Man en paerd noemen, nommer celui dont on tient une nouvelle; Sewel, 476: Ik noem u man en paerd, I name you my author; W. Leevend I, 265; II, 122; Harreb. II, 60. Oostfri. ik wil jo man un pêrd nomen (Dirksen I, 73); Joos, 60, citeert: man en stuk weten te noemen, d.i. alles goed weten (mnl. man ende stic); ook in Jord. 248: man en stuk noemen. |
|