Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1438. De lucht van iets (in den neus) krijgen,Ga naar eind1438d.w.z. iets vermoeden, lont ruiken (vgl. lat. odor, vermoeden); den reuk of den neus van iets krijgen; eig. iets beginnen te ruiken, den geur van iets in den neus krijgen, er de snuf van krijgen, een galg in het oog krijgen (17de eeuw). Vgl. Hooft, Brieven, 34: Ergens de lucht van scheppen, achter iets komen, te weten komen, welke bet. de lucht van iets hebben vroeger ook had; Winschooten, 146: Ik heb daar de lugt van weg, ik heb al kennis van die saak; Brederoo I, 220, vs. 213: de lucht krygen; zie verder Langendijk, Wederz. Huw. Bedog, vs. 362; Halma, 328: Hij kreeg er haast delugt van, il en eut bientôt le vent; Sewel, 463; Harreb. II, 39; Het Volk, 3 Maart 1914, p. 10 k. 4; Jord. 243: Als de menschen van de straat maar niets van slechte streken of onfatsoen in den neus snoven; hd. Wind bekommen; eng. to have s. th. in the wind; fr. avoir vent de qqch., hetwelk doet vermoeden, dat onze uitdr. eig. een jagersterm is, en zij het eerst gezegd is van den jachthond, die het wild ruikt (zie Vondel, Harpoen, 98; Huygens, Trijntje Corn. 552; Paffenr. 225: Syn oude leger-hond heeft nu de lucht verloren, de jacht is daer al uyt; Sewel, 463: De lucht van 't wild krygen, to smell out the game; Vondel, Elektra (ed. 1658), bl. 16: Maer als zy kryght een lucht, en rieckt dat broeder staet op 't komen); vgl. ook Waasch Idiot. 413: van iets lucht krijgen; het Westvl. op lucht liggen van iets, op iets geluimd zijn, er zin op | |
[pagina 578]
| |
hebben (De Bo, 355), dat te vergelijken is met Halma, 328: Ik heb daar geen lugt op, geen zin in (zie ook Winschooten, 146; Boekenoogen, 596); fri. hy krige er de lucht fen, vernam er iets van. Vgl. ook 17de eeuw den snof weg hebben; het fr. flairer en het eng. to scent. |
|