Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend952. Hoog en droog,vooral in verbinding met het ww. zitten, d.i. ergens veilig, goed zitten (Waasch Idiot. 192 a); eig. op het hooggelegen terrein, de kant van een slootGa naar voetnoot1); vgl. Hooft Ger. v. Velzen. Inhoudt: Maer tot by Muyderberch ghetoghen, ende aldaer van een laeghe Naerders bespronghen zijnde, ende door sulcx ghenootsaeckt den Graeve te verlaeten, wort de selve.... uyt een sloote ghetrocken ende op 't hooge ghebracht. Ook: goed en wel, zooals ‘wij zaten al hoog en droog (syn. lang en breed) thuis, toen hij eindelijk kwam’; Harreb. I, 328: Hij zit hoog en droog, de kraaijen zullen hem niet op het hoofd sch.....; vgl. Vondel VII, 440: God de Heer zit hoogh en droogh; Huygens VI, 160: Hoogh en droogh gehangen (van dieven); Korenbl. II, 317: Ick soud hem eerst eens hangen en dan soo hoogh en droogh na 't drinckgeld doen verlangen; Sewel, 195: Hy hangt al hoog en droog, he hangs already at the gallows; vgl. Ndl. Wdb. VI, 1006; eng. high and dry; fri. heech en dreech.Ga naar voetnoot2) |
|