Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend933. Iemand uitmaken, dat de honden er geen brood van zouden eten,Ga naar eind933d.w.z. iemand uitschelden voor ‘al wat vuil en leelijk is’. Sedert de 17de eeuw is deze zegswijze bekend, doch in eenigszins anderen vorm; vgl. Winschooten, 146: Iemand uitlugten, dat de honden geen Brood van hem souden willen eeten; bl. 335: Ik heb hem ingeluid, dat de honden geen brood van hem sullen eeten; Brederoo II, 190, vs. 1114: Dirck het Elsje sulcke ontyghe stucken verweten, ick segje dat, een hongt en souwer niet of eten; Tuinman I, 198: Ymand uitmaken, zo dat'er de honden geen brood van zouden willen eeten. Dit drukt uit, ymand op een zeer afschuwelyke en smaadelyke wyze afschilderen, zo dat hy daar door in de uiterste verachting word gebragt, en wel zo verre, dat zelf geen hond hem verwaardigen zoude een stuk broods uit zyne hand te ontfangen. Hier aan is gelyk: Ymand uitmaken voor al dat lelyk is.’ Eenigszins gewijzigd in Haagsche Post 25 Dec. 1920 p. 2113 k. 4: Op de laatste vergadering kreeg de directeur een standje, waar de honden geen brood van eten. Zie Harrebomée III, 145; Ndl. Wdb. III, 1543; VI, 897 en vgl. hd. einen ausmachen, es hätte kein Hund ein Stück Brots van ihm nehmen wollen. |
|