Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett–847. Het hart op de tong (of op de lippen) hebben,d.i. zeggen wat men denkt, van zijn hart geen moordkuil maken, openhartig zijn. De zegswijze komt in de 16de eeuw voor: t Hart leyt op de tonge altoosGa naar voetnoot1). Zie verder W.D. Hooft, Jan Saly, 18; Tuinman, II, 207; Ndl. Wdb. VI, 7; VIII, 2177; fri. it hert op 'e tonge habbe; hd. das Herz auf der Zunge haben; nd. dat hart för up de tunge hebben (Dirksen, I, 38); fr. avoir le coeur à la bouche, sur les lèvres, sur la main; eng. to have one's heart in one's mouth (or upon one's sleeve; at one's tongue's end). Vgl. ook het mlat. os habet in corde sapiens, cor stultus in ore (hier wordt gedacht aan iemand die er alles maar uitslaatGa naar voetnoot2)). |
|