708. Gestolen goed gedijt niet,
ook onrechtvaardig (of oneerlijk) goed gedijt (of bedijt) niet; lat. male parta male dilabuntur; mlat. de male quesitis non gaudet tercius heres; fri. stellen goed dyt net (vgl. Salomo, Spreuken X, 2). Sedert de middeleeuwen bekend, blijkens Lekensp. III, 4, 180: Onrecht goet gherne tegaet; Bouc v. Seden, 166: Selden sietmen becliven tgoet dat qualike es ghewonnen, syn. van qualic vercregen, onverre ghedregen; zie verder Goedthals, 34: quaet goed en rijckt niet, de bien mal acquis ne iouit le tiers hoir; Servilius, 148*: onrecht goet en beclyft niet; Sartorius III, 4, 30: onrechtveerdigh goet rijckt niet, waarvoor we bij Coster, 511, vs. 451 lezen: 't Ghestolen goet en streckt niet; bij Heinsius, Verm. Avant. 2, 310: Onrechtvaardig goed gedyt niet. Zie Harrebomée I, 248 b; Joos, 187; Antw. Idiot. 2234: onrechtveerdig goed gebenedijdt niet; Büchmann, 355; Wander I, 1657: unrechter Gewinn ist bald dahin; unrecht Gut gedeiht oder reichet nicht; fr. bien mal acquis ne profite pas; du diable vint au diable retourne; eng. ill-gotten goods seldom prosper or thrive. Vgl. no. 688.