Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend706. Leven als God in Frankrijk,Ga naar eind706d.w.z. een gemakkelijk, onbezorgd leven leiden; hier en daar in Zuid-Nederland ook: geen godsdienstplichten kennen; in het hd. leben wie der liebe Gott in Frankreich. De verklaring van deze zegswijze, die in het Fransch onbekend isGa naar voetnoot1), kan niet met zekerheid gegeven worden. Sommigen denken aan het feit, dat gedurende 1792-1794 in Frankrijk de dienst van God was afgeschaft en vervangen door dien der rede, zoodat God als 't ware niets meer in Frankrijk te doen had.Ga naar voetnoot2) Zie Borchardt no. 461; Harrebomée I, 195; III, CXLVII; Joos, 23; Waasch Idiot. 396; De Cock1, 275; Volkskunde, XIII, 161 en XV, 26, waar verwezen wordt naar het fr. tijdschrift Mélusine VII, 192, alwaar H. Gaidoz zegt naar aanleiding van Heine's schrijven ‘man lebt in lauter Lust und Plaisir so recht wie Gott in Frankreich’: ‘si elle (l'expression) n'est pas plus ancienne que Henri Heine, on peut y voir une image inventée par Heine pour comparer la vie plantureuse, la bonne chère et le contentement de vivre qu'il trouvait en France au pain noir, à l'eau claire et à la vie resserrée qu'on menait dans la pauvre et sévère Allemagne du Nord. Heine, qui s'appelait luimême un “Prussien libéré” trouvait que la France était un vrai paradis et il exprimait ce jugement dans une image poétique: et l'image a fait fortune.’ Dat de uitdr. evenwel ouder is dan Heine (geb. 1797), blijkt uit een brief van Betje Wolff, anno 1771: O dan meene ik te leeven als de goden in Vrankrijk en geene placaten te respecteeren dan die mijner hupsche Zeeuwen dat is: Wij stooren ons aan geene gekken.Ga naar voetnoot3). Bij Schuermans, Bijv. 102 vinden we ook leven lijk God in Saksen, dat al evenmin duidelijk is. In het Friesch libje as God yn Frankrijk; Eckart, 163: He is so glücklich als Gott in Frankreich. Vgl. ook Wander II, 1860: E lieuwt wä äser Häregott ä Paris. Dea lebt wia God in Frongraich; Eckart, 317: Hei liewet os de leiwe Hêr in Frankreik. |
|