685. In 't geweer,
d.w.z. onder de wapenen; fr. en armes; eng. to arms; hd. ins Gewehr, Het znw. geweer heeft in deze en enkele andere uitdrukkingen nog de vroegere ‘collectieve beteekenis van datgene, waarmede men zich verdedigt, waarmede men zich uitrust, zoowel tot lijfsdekking als tot aanval en derhalve harnas of wapenen of beide te zamen’. Deze beteekenis was in de middeleeuwen de gewone. Vandaar in of onder 't geweer komen, staan, zijn, enz.; in 't volle geweer, ten volle gewapend. Zie Ndl. Wdb. IV, 2019.