Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend648. De gelegenheid bij de haren grijpen of pakken,d.w.z. gretig van den geschikten tijd of eene gereede aanleiding gebruik maken, ze aangrijpen, er zonder verwijl gebruik van maken, want ‘als 't pap regent mot je de schuttels buten brienge’, ‘als 't hooi droog is moetje mennen’ en ‘als de uien droog zijn, moeten ze onder stroo’ (N. Taalg. XIV, 252). Vgl. het fr. prendre l'occasion aux (ou par les) cheveux; hd. die Gelegenheit beim Schopf (oder bei der Stirnlocke) fassen oder greifen; eng. to take (or seize) time by the forelock or the top. (Shakespeare: Let's take the instant by the forward top). Men herinnere zich, dat de Grieken het gunstige oogenblik, de gelegenheid, voorstelden als een naakte vrouw of als een jongeling met kalen achterschedel, of met lang haar van voren en zeer kort van achteren, en den eenen voet, soms gevleugeld, op een rad (vgl. het lat. fronte capillata, post est occasio calva). Liet men haar voorbijgaan, dan was zij van achteren niet meer te grijpen, men moest haar, wanneer ze voor iemand kwam, onmiddellijk vóor bij het haar grijpen. Voor bewijsplaatsen van deze zegswijze zie men Hooft's Brieven, 253; Vondel VIII (ed. Alb. Thijm), 328; Fenic. 780: De krijghskans by 't haer grijpen; Huygens IV, 17; Westerbaen I, (Ockenb.), 74: 't Geluk bij de bles grijpen; Staring, Jaromir II, 33: Heintje Pik lag op zijn luimen,
Om, met acht vingers en twee duimen,
De kans, hem vroeg of laat geboôn,
Krachtdadig bij haar vlecht te pakken,
En onzen driesten Muzenzoon
Een kool te bakken.Ga naar voetnoot1)
Zie verder het Ndl. Wdb. V, 1411; Baumeister, Denkmäler II, 771; Wander I, 1530; Otto, 249; Journal, 255. |
|