645. Goed geld naar kwaad geld gooien (werpen, smijten),
d.w.z. ‘nuttelooze kosten maken voor een doel, waarvan men voorzien kan dat het niet te bereiken is; als oninbare posten, een proces dat niet gewonnen kan worden, eene onderneming die onmogelijk slagen kan, enz.’ Zie Ndl. Wdb. IV, 1057; VIII, 638; Smetius, 110: Men moet gheen goet gelt naer quaet gelt werpen; Tuinman I, 225; Schuermans, 144: goê geld achter kwaâ geld smijten; Antw. Idiot. 462: goed geld naar kwaad geld dragen.
Onder kwaad geld verstaat men eigenlijk slechte munt, geld van geringe waarde (Antw. Idiot. 729; vgl. ook Claes, 127: voor kwaad spelen, om niets spelen, niet om geld spelen, tegenovergestelde van voor goed spelen), doch in een zegswijze als ‘daar is kwaad geld bij’, wil men er mede te kennen geven, dat eene bezitting of eene zaak met schulden bezwaard is of in Belg. Brab. dat men geld moet geven als schadevergoeding. Zie ook Antw. Idiot. 462: ievers kwaad geld van betalen, met eene geldboete gestraft worden; Tuerlinckx, 353: kwaad geld, onkosten, verhooging op de koopsom; De Bo, 352; Taal en Letteren XIII, 136; Waasch Idiot. 380 a: kwaad geld, geld waar geen profijt van komt, en vgl. nog het Friesch: kwea jild, geld, dat men waarschijnlijk niet zal terug ontvangen, ook verlies bij een verkoop; goed jild by kwae jild lisse; fr. mettre du bon argent contre du mauvais; hd. das gute Geld dem bösen nachwerfen; eng. to throw good money after bad.