Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 231]
| |
M.z.A.: 't Gaat er soms erg Spaansch toe, maar wat je er hoort is zuiver Hollandsch - geen woord Fransch er bij, zooals men wel eens zegt; Kalff, Het Onderwijs in de Moedertaal, bl. 129: Moet men gaan vermoeden dat de behoefte waarin dat boek voorzien zal, eigenlijk de behoefte van den bloemlezer aan een nieuw melkkoetje is, dan moet hem dat, in het belang van het onderwijs ‘met geen woord Fransch er bij’ gezegd worden; Schoolblad XLIV, 283: Daar is nu, zooals men zegt, geen woord Fransch bij; Antw. Idiot. 2136: Dat is plat Vlaamsch, dat is ronduit gesproken; verstade geen Vlaamsch, tot iemand die niet hooren of luisteren wil; Harreb. I, 162 b: Gij liegt het; dat is Duitsch (of Hollandsch): dat kunt gij verstaan; Ndl. Wdb. VI, 882: Dat is (goed) Hollandsch! dat is ronde, onverbloemde taal; in de 17de eeuw duitsch spreken (o.a. bij Huyghens, Hofwijck vs. 1457); fri. ik forstean gjin Frânsk, ik wil uw dubbelzinnige taal niet begrijpen. In vele talen wordt deze zegswijze op dergelijke wijze uitgedrukt; vgl. fr. parler français, parler clairement; hd. Deutsch reden, ohne Umschweife und Hintergedanken, frei heraus, kurz, klar und ehrlich grob; de. at tale Dansk med En; eng. to speak (plain) English; lat. latine loqui, eerlijk, openhartig spreken; Joos, 107: iemand Vlaamsch leeren, iemand afranselen. |
|