Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend453. Hij ziet er uit als de dood van Ieperen.‘Dat wil zeggen: het is een zeer mager en vervallen persoon. Dat spreekwoord zou zijnen oorsprong verschuldigd zijn aan eene in de tot het koningrijk België behoorende West-Vlaamsche stad Yperen gewoed hebbende pest, die aanleiding gaf tot den gepersonificeerden dood, in al zijne afschuwelijkheid. Dat was de dood van Yperen, die thans alleen in zijne volgelingen bestaat’Ga naar voetnoot2). Met het oog op de nederd. uitdrukking he süt ût as de Dod van Lübeck (zie Eckart, 27) komt het mij waarschijnlijker voor, dat we moeten denken aan eene schildering van een doodendans, waaraan zeker deze nederduitsche uitdr. haar ontstaan te danken heeft; in Lübeck immers treft men eene dergelijke voorstelling aan. Wellicht heeft er ook eene bestaan te Ieperen, wat niet onwaarschijnlijk is, daar zij in zeer vele plaatsen van West-Europa gevonden worden of werdenGa naar voetnoot3), en bewaart deze spreekwijze eene herinnering daaraan. Zie Dr. W. Seelmann in het Jahrbuch des Vereins für Niederdeutsche Sprachforschung XVII en XXI; Noord en Zuid XVI, 1 vlgg. en vgl. de uitdr.: hij ziet er uit als een geschilderde dood (Harrebomé I, 145 b) of als de geletterde dood (o.a. in Jong. 15; Ndl. Wdb. III, 2836) of de geletterde dood staat hem in 't aanzicht (in C. Wildsch. III, 23). Steun vindt deze verklaring in de uitdr. aussehen wie der Tod von Basel, in welke stad ook eene muurschildering (van Holbein) van een doodendans bestond. In Duitschland, Nederland en ook in BelgiëGa naar voetnoot4) is deze zegswijze bekend; vgl. hd. | |
[pagina 178]
| |
aussehen wie der Tod von YpernGa naar voetnoot1) naast er sieht aus wie der Dresdner Todtentanz; wie der Tod im Basler Todtentanz; der Tod von Forchem (Forchheim); in het oostfri.: hê sücht ût as de dôd fan Ypern. In het Friesch kent men hy is dea fen Iperen in den zin van hij is bibberkoud, dat herinnert aan de uitdr. ‘hij is zoo koud als de dood van Yperen’. Voor de behandelde spreekwijze zegt men aldaar: hy sjucht er út as de dead op it goezebrief ('t ganzenbord) maar ook as de dead fen Iperen; in Deventer spreekt men van de dood van Pilo voor een bleek, mager persoon (Draaijer, 130), wellicht hetzelfde als het in Leeuwarden bekende ‘dood van Piro’ (Pierrot uit de Jan-Klaassenkast?Ga naar voetnoot2). Voor den oorsprong der uitdr. te denken aan de zwarte pest, die in 1349 ook te Ieperen woedde, komt me niet raadzaam voor, daar deze over geheel West-Europa verschrikkelijk heerschte en niet alleen in die plaats. En aan de muurschilderingen te denken, die tusschen 1872 en 1881 in de groote zaal van de Halle als herinnering aan die pest door Fred. Pauwels zijn aangebracht, is evenmin mogelijk, daar de uitdrukking reeds vóór dien tijd bestond. |
|