Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 164]
| |
418. Elk is een dief in zijn nering,Ga naar eind418*d.w.z. ieder zoekt op slinksche wijze voordeel met zijn beroep te doen; o.a. voorkomend in de Prov. Communia, 56: Alle man es een dief van synre neeringhe, quisque suo quaestu fur sicque tuo simul es tu. Bij Goedthals, 31: Elck is een dief in zijn ambacht, qui ne dérobe ne faict robe; Servilius, 236: elck is een dief in syn ambacht; Sartorius, III, 7, 97: elck is een dief tsynder neeringe, als vertaling van ad suum quemque quaestum aequum est esse callidum, dat we lezen bij Plautus Asin. 186. Zie verder R. Visscher, Brabb. 69: Elck is diefken sijnder hanteeringe; Idinau, 134: Te weten, oft waer is, dat men seght,
Dat elck een dief is, in sijn ambacht;
Want, so waerlijck doen sy een ieder recht
Als eens lams sterckte gaet boven leeuwen kracht;
Ten is 's wolfs aerdt niet, dat hy op den ram lacht.
Vgl. Baerdt, Deughden-Sp. 18: Dus weet, dat yeder een gewis een Boeffjen van sijn Nering is; Tuinman, I, 126; 366; II, 8; Halma, 110: Elk is een dief in zijne neering, chacun vole dans sa profession; Wander I, 589: Jeder ist ein Dieb in seinem Gewerbe (oder in seiner Nahrung oder in seinem Handwerk); nd. elk is 'n Dêf siner Nahrung (Eckart, 79); het ital.: ogn' uno ha'l suo impiccato all' uscio; de.: enhver er en Tyv i sin Naering (Bresemann, 222). Zie verder Bebel, 30: omnis homo nequam in proprio quaestu; Harrebomée I, 130 a; III, 159; De Cock1, 42; Waasch Idiot. 196 a: Elk is een duvel in zijnen stiel; Antw. Idiot. 1648: Iedereen is dief in zijnen stiel; fri.: hy is in dief yn syn eigen nearring. |
|