Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend371. Over de brug komen,d.w.z. betalen, zoowel van schulden als van toelagen; fri. oer de brêge komme, betalen, tracteeren, onthalen, dat de Engelschen to come down noemen en de Groningers (ad) koram (lat. coram?) komen (Molema, 220 a.) De oorsprong van deze, eerst in de vorige eeuw voorkomende, uitdr. is onbekend. Moet wellicht verband gezocht worden tusschen deze uitdr. en het bij Harrebomée I, 98 b vermelde: ‘als 't karretje, (t.w. met geld) maar over 't glazen bruggetje kan komen’, dat men bezigt, wanneer er geen geld voorhanden is en men steeds van koopen hoort sprekenGa naar voetnoot2)? Of moeten we denken aan de tol, die op vele bruggen, vooral | |
[pagina 145]
| |
vroeger, moest worden betaald? Vgl. Antw. Idiot. 305: Over de brug komen, betalen wat men schuldig is; 't Daghet XII, 187; Ndl. Wdb. III, 1608. Synoniem is over de(n) pot komen, betalen, afdokken (Antw. Idiot. 993). |
|