355. De oudste brieven hebben,
d.w.z. het meest aanspraak op iets hebben. Brief heeft hier nog de bet. van document, schriftelijk bewijs ‘houdende last of opdracht of ook verleening van eenig voorrecht of gunst aan een bepaald persoon’; Ndl. Wdb. III, 1323. Vgl. bij Racer, III, 158: Die olste brieven hebben; Sart. II, 10, 92: Hy heeft d'oudtste brieven; Van Lummel, 408: Sy heeft d'outste brieven; Huygens IV, 242; Brederoo III, 241, 27; M. Wagen, 135 en vgl. Hooft, Brieven, 168: Joffrouw Tol, die uit zoo ouwde brieven op mijn huysvrouwe te spreeken heeft, dat men haar zal moeten voldoen; Tuinman I, 237. Ook in het fri. de âldste brieven ha; hd. die ältesten Briefe haben (Wander I, 464); Eckart 61; Taalgids IV, 260.