Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 123]
| |
314. Een heilig boontje,d.w.z. iemand die zich braaf voordoet en zich daarop laat voorstaan. Wellicht mogen we in deze benaming eene verbastering zien van het in de 18de eeuw voorkomende heilig bontje, dat we lezen bij Van Effen, Spect. X, 51: ‘De listen van sommige schilders, die zulke heilige bontjes niet zyn, als ze wel schynen willen’. Onder een bontje verstond men toen een burgerweesGa naar voetnoot1), en derhalve onder ‘een heilig bontje’ een brave(n), vrome(n) wees.Ga naar voetnoot2) Waarschijnlijk haperde er wel eens iets aan die vroomheid, zoodat de uitdr. in ironischen zin kon genomen worden. Dat later, toen ‘bontje’ niet meer verstaan werd, hiervoor ‘boontje’ in de plaats kwam, is toe te schrijven aan volksetymologie, die het in verband kan hebben gebracht met de Driekoningenboon. Of mogen we vergelijken: ‘een leuke pisang’, ‘een rare snijboon’, een ‘lekkere druif’ en dergelijke? Zie Noord en Zuid XX, 449 en Harreb. I, 79 a, waar de uitdr. het eerst is vermeld.Ga naar voetnoot3) |
|