Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 69]
| |
168. Tot den bedelstaf (of -zak) geraken,d.w.z. tot de diepste armoede vervallen; eig. genoodzaakt zijn evenals een bedelaar met een stok te schooien: iemand tot den bedelstaf brengen, hem in diepe armoede brengen. Vgl. Halma, 45: Tot den beedelzak gebragt zijn, être réduit à la besace; zoo ook Sewel, 62; lat. ad saccum ire, den bedelzak opvatten. Eerst in de 19de eeuw schijnt hiervoor in de plaats bedelstaf gekomen te zijn. Vgl. Harreb. I, 36: Hij loopt op een draf naar den bedelstaf; Ndl. Wdb. II, 1155; hd. an den Bettelstab kommen; einen an den Bettelstab bringen. Vgl. het fr. être réduit au bâton blanc; il est venu le bâton blancGa naar voetnoot1) à la main, il est venu pauvre; nd. dial. met 'm wittem Stocke dervan gân; dai maut noch met' me witten Stöcksken de Har'rop lopen, muss noch auf den Haarstrang betteln gehen (Eckart, 505); mit einem weiszen Stäblein ziehen; an den weiszen Stab kommen.Ga naar voetnoot2) |
|