98. Een zuren appel doorbijten.
Daar een zure appel wrang is en de tong doet samenkrimpen, ziet men er tegen op hem door te bijten. Bij overdracht wordt dit gezegd van een onaangename zaak, die men zich moet laten welgevallen, die men moet aanpakken en volvoeren. In de 17de eeuw komt de zegswijze voor bij Huygens, Oogentroost, vs. 322; Pers 538 a; Paffenrode, 4. Vgl. verder Tuinman I, 2: 't Is een zuure Appel, om in te bijten; en Ndl. Wdb. II, 551; 2651. In andere verzamelingen wordt zij meestal eenigszins gewijzigd aangetroffen (Harrebomée III, 109), zooals ‘men moet door een zuren appel heen bijten’; ‘door een zuren appel bijten’ of ‘in een zuren appel bijten’, evenals ook de Duitschers zeggen in den sauern Apfel beiszen, dat bij Luther wordt aangetroffen; zie Borchardt en vgl. de Ndd. zegswijze: ik muss in den sûren Appel bîten, ik mug willen oder ni (Eckart, 16 en Taalgids IV, 279). Ook in West-Vlaanderen zegt men in eenen zuren appel bijten, eenen zuren appel eten, iets onaangenaams tegenkomen en ondergaan (De Bo, 54, en Joos 100); Schuermans, 19; Bijv. 13 verklaart in den appel bijten door in ongenade vallen, iets duur moeten betalen. In het Friesch: yn in sûre apel bite, een moeilijke taak op zich nemen; ut of fen in sûre apel bite, iets met tegenzin doen, van den nood een deugd maken.