Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken
(2005)–Jos Stijfs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Deze fraaie zestiende-eeuwse boekband in de Stadsbibliotheek Maastricht bevat een verzameling verschillende publicaties, waaronder het tot nu toe enig bekende exemplaar van de oudste uitgave van een keuze uit de Adagia van Erasmus, vergezeld van een Nederlandse vertaling van de gekozen spreekwoorden.
| |
[pagina 141]
| |
Maastrichts unicum:
| |
[pagina 142]
| |
Erasmus heeft in zijn Adagia vele duizenden Latijnse uitdrukkingen, spreekwoorden en zinswendingen verzameld, en die rijkelijk van commentaar voorzien. Het boekje in de Stadsbibliotheek is getiteld Communium adagiorum e chiliadibus Erasmi selectorum aliquot centuriae in puerorum usum cum vernacula interpretation..., dat is letterlijk: ‘Enkele honderdtallen van de gangbare spreekwoorden die uit de duizendtallen van Erasmus geselecteerd zijn, tot gebruik van de jeugd, met een vertaling in de volkstaal’.
Het boekje is dus expliciet voor de jeugd samengesteld. Vergelijking van de Latijnse spreekwoorden uit klassieke bron met de toegevoegde Nederlandse vertaling hielp de leerlingen in de laagste klassen van de Latijnse School -die geacht werden ook Latijn te leren spreken!- zich correct uit te drukken. Daarom werden Erasmus' spreekwoorden, mèt vertaling, vaak op school gebruikt om Latijn te leren. Er werd dan een selectie uit Erasmus' duizenden voorbeelden gemaakt (ook om de kosten te drukken), en zijn geleerde commentaren werden meestal achterwege gelaten. Het boekje in de Stadsbibliotheek is het vroegste voorbeeld hiervan.
Enige voorbeelden komen ons ook nu nog bekend voor: ‘gheen huijsken zonder sin cruijsken’ en ‘water inde see draghen’. Wat moeilijker zijn: ‘een vat geeft uvt soot in heeft’. Met andere woorden: er kan slechts uit komen wat er in zit. ‘Ic sou er om doer een vier gaen’, oftewel: daarvoor zou ik door het vuur gaan. ‘Wel voergaen doet wel volghen’, of: goed voorbeeld doet goed volgen. Curieus zijn zinswendingen als ‘fictilis homo’, dat wil zeggen ‘een teer menneken’ en -met een sneer naar de Grieken- ‘ad calendas graecas’, hetgeen in het spraakgebruik betekende: ‘nimmermeer’ of ‘tot Sint Juttemis’. Onder ‘pedarius senator’ wordt verstaan ‘een volgher’, iemand die weinig oorspronkelijk is en zijn superieur klakkeloos achterna loopt.
Erasmus kon als schrijver, vertaler en bewerker op een geweldige productie bogen. Over de verzaking van de wereld, het Boek van de Anti-barbaren, Over de wijze van preken, zijn geschriften tegen Luther en zijn imposante correspondentie zouden het later in populariteit nimmer halen bij Erasmus' veelvuldig herdrukte Moriae Encomium, de speelse en vaak sarcastische Lof der Zotheid (uitgegeven door Giles Gourmont, Parijs, 1511). De titel bevat een woordspeling op de naam van Erasmus' jongere vriend Thomas More, die in het Grieks ‘Moros’, dat is: dwaasheid, kon betekenen. De godin der dwaasheid spotte en klaagde mistoestanden aan: ‘Fortuna is de dwazen welgezind’; ‘de dwaasheid spreekt de waarheid, maar zij heeft een zwak geheugen!’.
Terwijl een deel van Europa zich in het strijdgewoel stortte, werkte Erasmus aan een verhandeling over de spreuk uit zijn Adagia: ‘Dulce bellis inexertis’: ‘de oorlog is zoet voor wie haar niet kennen’. Oorlogen maakten de zieke Erasmus opstandig en verdrietig. In een brief aan de abt Antonius | |
[pagina 143]
| |
van Sint-Omaars schreef hij: ‘Wij zijn opgesloten door de pest, worden door rovers belaagd en we drinken slechte wijn! Maar wij zijn de overwinnaars!’
De controversiële, veelzijdige en avontuurlijke humanist blijft ook in onze dagen interessant genoeg. Neem bijvoorbeeld de toneelcreatie van Henk van Ulsen in Wat wil die Rotterdammer?, een dramatische act waarin hij Erasmus tot leven wekte. | |
Maastricht, Centre Céramique / Stadsbibliotheek SB 6001 E 18Desiderius Erasmus, Communium adagiorum e chiliadibus Erasmi selectorum aliquot centuriae in puerorum usum cum vernacula interpretatione..., Leuven 1534. [opgenomen in een verzamelband] |
|