Roomsch kabinet maant heidens dartele priaap
Een Romeinse reeks voorwerpen van eredienst en kunst uit de Klassieke Oudheid, voorzien van achttiende-eeuws moralistisch commentaar. Met de teneur: klassieke kunst is bijzonder, omdat ze zo oud is en van ver komt. Maar de makers zijn heidense deugnieten, die met christelijke gestrengheid worden toegesproken, Het knerpend droge wit-perkamenten bandje uit de Jezuïetencollectie van de Universiteitsbibliotheek Maastricht, draagt de lange titel: Het Roomsch kabinet van oudheden, bestaande in goden- en andere beelden, gereetschappen en eertekens der priesteren, krijgstekens, lampen, doppen, armbanden, gespen, ringen, sleutels, teerlingen, schrijfriemen, schraapmessen en traanflessen die men vindt te Romen', dat alles ‘uitgelegt en verklaart’ door Michiel Angelus de la Chausse. Het werd vertaald door David van Hoogstraaten (die de verzuchting slaakt dat ‘Hoogduitschers, moffen en knoeten’ de ‘Nederduitsche’ taal mishandelen door ‘hunne kreupele overzettingen’ uit het Latijn). Het met veel gravures verluchte boekje is in 1731 uitgegeven door P. de Clerq in Amsterdam.
De la Chausse is vindingrijk in het aandragen van verontschuldigingen voor zijn voornemen om Romeinse, Griekse en Egyptische zaken uit de ‘Heidensche âloudheit’ voluit te beschrijven. Hij stelt namelijk, dat het zijn doel is ‘de schandelykheit van het Heidendom’ aan te tonen. Daartoe is alle gelegenheid bij de cultus van Priapus of Mutinus, de dartele vruchtbaarheidsgod, beschermer der vrouwen, tevens verschrikker van dieven. Vrouwen droegen ‘phallen van koper, goud en zilver om den hals’ om vruchtbaarheid af te smeken. Priapus is soms olijk afgebeeld als ‘een teellid met oren’: het oor verwijst naar een te verwekken kind. De la Chausse vond veel van zijn materiaal in de ‘kunstkamers zijner goede bekenden van Romen’, waaronder de schatkamer van kardinaal Barberini. In zulke kunstkabinetten -die hij overigens beschrijft als spiegels van de ‘onheilige kerkzeden der Romeinen’, van ‘Heidensche godgeleerdheit’ en ‘vuils bygelovigheit’- stond menige ‘gevleugelden zwans’ (phallus) te kijk. ‘Priaep’ blaast soms op de klater, een oud instrument, om de ‘drift der geilheit aen te haelen’. Een belangrijke rol in de liefde speelt de ‘Maen-godin’; zij geeft mild licht, ‘koestert de zaden, vermeerdert de vruchten en begunstigt het baren der vrouwen’ die haar en Diana aanroepen. De ‘Nieuw Maen’ doet de ‘reten des lichaems verwijden’, vergroot het aantal geboorten en is ‘heilzaem tot het verhaesten der baringe’.
Niet minder uitheems is het beeldje van de godin Angerona: fluitend met een vinger in de mond. Dat deed ze om tot zwijgen te manen. Isisbeelden, bezaaid met borsten die op ogen lijken, geven de ‘moeder der goden’, de ‘grote voedster’, een uitdrukking van opperste verbazing. In de ‘Boekkaemer’ bewaarde ‘den uitmuntenden kardinale Chigi’ het beeld van ‘God met hanekam’. Zekere Octavius Ferrarius schreef een hoofdstukje over graflampen en de bij