Raserije: kruiden tegen hondsdolheid
Wat nu hondsdolheid wordt genoemd, heette vroeger ‘raserie’ of ‘raserye’, niet te verwarren met ‘dullicheyt’, wat gekte bij mensen betekende. Er waren nog geen veterinaire laboratoria waar het kadaver onderzocht kon worden van een dartelend steenmartertje, dat ‘verdacht gedrag’ niet had overleefd. Hondsdolheid was vroeger een gevreesde ziekte, waartegen even drastische maatregelen werden genomen. In de Stadsbibliotheek Maastricht bevindt zich al eeuwen een perkamenten bandje, waarin enige -overwegend medische- traktaten zijn gebundeld. Een verhandeling over de pest, eentje over de opschik van vrouwen, een handboek voor apothekers, een verzameling adviezen om gezond te blijven. En tenslotte een werkje, waarvan het aanhangsel een zestiende-eeuwse behandeling van hondsdolheid bevat: Een schoon medecijn ende meesterboecxken: voor alle huysluyden seer nut ende profitelijck om alle siecten ende toevallen der beesten... te ghenesen. Item noch hier bij ghedruckt Eenen waerachtighen natuerlicken ende seer nodighen raedt voer die raserie dwelcke aen minschen ende beesten beproefft en oprecht bevonden is. Derick Wylix van Santen in Rees, aan de Rijn ten zuid-oosten van Nijmegen, heeft dit werkje in 1578 gedrukt.
De schrijver is Gerit van Leesten, ‘Pastor tot Epe’. Hij heeft hondsdolle dieren met kruidenmengsels behandeld en na kennelijk gunstige resultaten ‘tot meerdere sekerheydt der waerheyt’ zijn therapie en recepten in november 1559 opgeschreven. Voor het behandelen van dolheid moeten, zegt Van Leesten, de volgende kruiden groen worden geplukt: averuit, wijnruit, klein hoefblad, kleine betonie, wilde kaardenbol (die niet geschoten mag zijn) en gentiaan. De beste tijd om te plukken ligt tussen het feest van Onze Lieve Vrouw Geboorte en Hemelvaartsdag. Bij ‘sonne en lochte’ gedroogd, dient met daarna de kruiden in een ‘sacksken (te) verwaeren’. Ze worden fijngewreven in vijzel of mortiersteen, met ‘een half quart’ bronwater en een soort wijnazijn vermengd en zes- of achtmaal stevig door een schone doek geslagen. Het ‘sop’ komt in een schone kan. Wanneer een mens of een beest door een razende hond is gebeten of verwond, moet de wond met een scherp vierkant houtje (‘holdtken’) worden geopend en schoongeschraapt totdat ze bloedt. Vervolgens komt het kruidenmengsel op de wond, die met schoon linnen wordt dichtgebonden. De gebeten patiënt zal driemaal daags een roemer van het kruidensap ‘bloedwarm’ opdrinken. De wond moet regelmatig gezuiverd worden en de kleren van de patiënt krijgen een wasbeurt. De verzorger moet zijn handen met zout reinigen.
Beesten die een hondsdolle beet hebben opgelopen krijgen een stukje van de staart en van een oor afgesneden, de wond wordt met bronwater overgoten. Ze worden drie dagen vastgebonden in de stal en krijgen driemaal daags