Politiek gekonkel, kijvende kranten
In de boekenverzameling van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg bevindt zich een boeiend schotschrift (schimpschrift of pamflet) over Maastricht en zijn stadsbestuur in het midden van de negentiende eeuw: De Limburgsche coterie: Bijdrage tot de geschiedenis der politieke moraliteit in onze dagen. Een hartelijk woord aan de Maastrichtenaar door Jos Russel, redacteur van l'Ami du Limbourg. Het geelkleurig boekje werd in 1866 gedrukt op de persen van de Maastrichtse drukkerij van Russel zelf, redacteur en uitgever van de lokale krant L'Ami du Limbourg.
Russel stelt met ergernis vast ‘hoe het geld verknoeid, hoe de inwoners met de neus geleid worden en hoe willekeur en eigenbelang in ons midden troonen en heerschen’. Het is een relaas vol intriges: ‘Maastricht heeft goedgevonden te bukken voor een kliekje dat door listen, lagen en huichelarij aan het bewind is geraakt en dat ‘alle middelen aanwendt en voor goed houdt om de bovenhand te houden’.
In het geding is de macht van een zekere Willem Hubert Pyls. Een uit Stevensweert afkomstige bediende trouwt in Maastricht en krijgt een zoon: Hubert. ‘Hij wies in jaren en sluwheid’ en ontdook in 1845 als illegale zeepzieder (zeepmaker) in het nerinkje van mama de accijnzen. 's Nachts was zeeplucht te ruiken bij het huis van de weduwe Pyls. Zij werd gepakt. De oude vrouw stond later alleen voor de rechtbank. Waar was haar enige zoon, vraagt Russel, zoonlief die van het bedrijfje profiteerde? Het vonnis luidde: vierhonderd gulden boete of drie maanden gevangenisstraf. Moeder nam alle schuld op zich. Russel dist het geval op met onverholen venijn.
In 1855 werd Pyls wethouder van Maastricht. Burgemeester D.P. Wijnands, die door Pyls en zijn makkers werd weggepest, maakte het daarna niet lang meer. Er kwamen bijna allemaal ‘Pyls-mensen’ in de raad. In 1861 werd Pyls zelf tot burgemeester benoemd. De jaarwedde van deze maire klom van twaalfhonderd naar vijftienhonderd, en daarna tot tweeduizend gulden; de wethouders ontvingen vierentwintighonderd gulden per jaar. Er werd druk gebouwd en aangelegd: een ‘stadgazfabrijk’, nieuwe wegen, riolering. De rijke burgerij klaagde over de hoge stadsbelastingen.
Angèle M.F. Slijpen uit Maastricht schreef in 1983 een doctoraalscriptie, Een omstreden magistraat. W.H. Pijls (1819-1903), burgemeester van Maastricht in de tweede helft van de negentiende eeuw. Zij schetst daarin ondermeer de belangrijke rol van één van de Commissarissen des Konings in Pyls' tijd, jhr. mr. Van der Does de Willebois. Deze rapporteerde weliswaar ongunstig over Pyls aan de koning en de minister van Binnenlandse Zaken, maar bleek in praktijk