Koorheren leren drukken
In 1744 werden enige augustijner koorheren van Rolduc door de drukker W. Delahaye -die daarvoor speciaal uit Luik kwam- ingewijd in het ambacht van boekdrukker. Toen zij voldoende van het vak hadden opgestoken gingen de monniken zelf aan de slag.
Eén van de resultaten is een antiphonale, een bundel met liturgische gezangen, dat evenals een vergelijkbaar graduale, omstreeks 1750 op Rolduc werd gedrukt.
Het antiphonale was bedoeld om tijdens de kerkdienst te gebruiken. Het is gebonden in een rood marokijnen band versierd met een barokke bloemenmotief in goudreliëfdruk. De schutbladen zijn bedekt met een prachtige damastachtig papier -het lijkt wel duur behang- met een verwant motief in rood en goud. De boektitel op de desbetreffende bladzijde is vervat in een wat schoolse aquarel in bleke (of verbleekte?) tinten. De initialen van de verschillende gezangen -lauden, vespers, nonen op zondagen en kerkelijke feestdagen- zijn voornamelijk met rood ingekleurd. De titels zijn soms met gele krullen verfraaid op het vrij zware papier, dat een watermerk met de letters VDL en een lelie draagt. Vermoedelijk bij een reparatie zijn enige bladzijden vastgekleefd en daarna bij verder gebruik ingescheurd.
Dat door het klooster Rolduc in de achttiende eeuw een drukker speciaal werd ingehuurd om een ‘huisdrukkerij’ op gang te brengen, wettigt de veronderstelling, dat men voor eigen gebruik zodanige hoeveelheden drukwerk nodig had, dat het drukken door de eigen monniken een lonende zaak moet zijn geweest. De kwaliteit van het antiphonale laat zien dat de koorheren zich na enige tijd al aardig konden redden in de boekdrukkunst, maar dat hun werk zich nog niet kon meten met dat van tijdgenoten in andere abdijen.