Vroegste champignons: De Bonnefons
Le jardinier françois (= De Franse hovenier) van Nicolas de Bonnefons is een boeiend zeventiende-eeuws boek over tuinieren dat in de bibliotheek van het Natuurhistorisch Museum Maastricht te vinden is. Deze in 1651 verschenen uitgave is de oudste publicatie die informatie geeft over het kweken van champignons. Oud-directeur P.J. Bels van het proefstation voor champignoncultuur in Houthem (later Horst) was daarvan overtuigd.
Rond 1600 begonnen meloenkwekers in Parijs met het kweken van eetbare zwammen. Aan het einde van de negentiende eeuw floreerde ook bijvoorbeeld in de Jezuïetengrot in de Cannerberg te Maastricht de champignoncultuur. Nu zijn er nog maar enkele kwekers die deze zogenoemde mergelchampignons produceren.
De Bonnefons (die een ware optocht van voorletters meevoert: r.d.c.d.w.b.d.n.) onderscheidt bos- en weidechampignons. De laatste vindt hij vanwege de vaste structuur en heerlijke geur de beste. Ook maakt de schrijver gewag van tuinchampignons en eetbare ridderzwammen.
Op de champignonbroeibedden moet volgens De Bonnefons vier vingers dik muilezel- of ezelmest worden gelegd. Na de broei kunnen schillen, groente-afval, slakkenhuizen en water uit de keuken erop gegooid worden. De Bonnefons beweert dat er stenen met bijzondere krachten bestaan die men in de mest moest stoppen: sommigen zouden daar goede resultaten mee hebben behaald.
Het boek gaat natuurlijk niet alleen over champignons: er staan bijvoorbeeld ook recepten in voor het bereiden van geleien, marsepein, pasta's en zoete taarten, en voor het drogen van rozen ten behoeve van de bereiding van parfums. Dit is het recept-Bonnefons voor limoenen-siroop: ‘Men neme één pond sap-citroenen en twee pond poedersuiker. Kook het en voeg er wat muskus of grijze amber aan toe. Laat de siroop afkoelen en hij is voor gebruik gereed.’
In de zeventiende eeuw was het drogen als methode van conservering zeer in zwang. De Bonnefons schrijft over het drogen van appels, kersen, pruimen (‘de beste zijn degene die vanzelf van de boom vallen’).
Ook bevat het boek adviezen voor het spitten en voor het planten van bomen en hagen, en verder nog een catalogus van fruitsoorten. In menig hoofdstuk beschrijft de schrijver de geneugten van het tuinieren en het landleven, waarbij het er soms op lijkt dat hij zichzelf toespreekt. Van Le jardinier françois zijn in Amsterdam meerdere, later uitgebreide drukken verschenen.