Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken
(2005)–Jos Stijfs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Een bladzijde uit de handgeschreven liederenbundel van Mechteldis van Lom, een lied dat werd gezongen op de ‘voos’ of melodie ‘O Maria Fonteyne vol deughden’: ‘O siele, waerom wildij treuren / om teghenspoet, pijn en doleuren / daer ghij veel beter t'allertijt / u in behoerden te verblijden / want het verblijen is int lijden / en in Godts wil is soet jolijt’.
| |
[pagina 25]
| |
Liedjes van MetgenEen unicum is de liederenbundel van Mechteldis van Lom en enige van haar medezusters die wordt bewaard in de Stadsbibliotheek Maastricht. Het is een boekje van oblong (langwerpig) formaat en in groen geverfd perkament gebonden.
Mechteldis van Lom leefde van 1600 tot 1653. Zij werd als dochter van een Venlose burgemeester geboren en kreeg de doopnaam Metgen. In 1620 trad ze in het klooster ‘Transcedron’ van de orde der annunciaten in Venlo. Het klooster - in de vijftiende eeuw door cellebroeders gesticht - lag aan de overkant van de Cedronbeek in Venlo. Hier schreef Mechteldis liederen, waarvan er 42 in dit boekje zijn bewaard. De ‘vozen’ (wijsjes of melodieën; van het Franse voix) schreef ze erbij: zij waren meestal ontleend aan bestaande liedjes die goed in het gehoor lagen.
Een familielid, Elisabeth van Lom, eveneens een annunciate, heeft de liederenbundel van Mechteldis gekopieerd. Vele jaren stond dit boekje, samen met een kroniek van haar ordegenote, ‘ondermoeder’ Barbara (Berber) de Put, vergeten in een kloostercel van Mariaweide, het dominicanenklooster in Venlo. Broeder Edgar Heynen kocht het voor de bibliotheek van de Broeders van de Beyart in Maastricht en publiceerde er over, evenals H.C.N. Wijngaards, die er zelfs op promoveerde nootGa naar eind1..
Het boekje bevat liederen voor kerkelijke feestdagen, vele Mariagezangen, liederen waar engelen in voorkomen en ook een aantal wijsjes die de zusters zongen bij wijze van ontspanning. Juist uit dit gedeelte is een aantal bladen weggescheurd. Misschien werden later de regels strenger. Vond men die gezangen niet passend voor kloosterzusters?
Opmerkelijk is een zeventigregelig naamdicht dat Mechteldis aan zich zelf wijdde. Ook namen van collega's verwerkte zij in de beginletters van de regels van haar liederen. Zij is dol op verkleinwoorden. Zo is er een ‘liedeken’ van Mechteldis ‘ter ere der H. Passie ende Wondekens Iesu’. In de mystieke liedteksten wordt de opgang van de ziel bezongen, verenigd met haar Goddelijke bruidegom. Daarbij neemt Mechteldis soms haar toevlucht tot lyrisch-dramatische samenspraken.
Hoewel in haar omgeving zonder twijfel (Noord-)Limburgs werd gesproken, zijn Mechteldis' teksten overwegend Brabants, ook al komen er wel Limburgse woorden en zegswijzen in voor. De invloed van superieuren uit het zuidelijker Leuven lijkt onmiskenbaar. | |
[pagina 26]
| |
‘Ludowijne’, zo noemt de Venlose non, in een van haar liederen, haar noordelijke collega, de heilige Lidwina van Schiedam. Deze werd vereerd om haar zelfopoffering na een lange lijdensweg als gevolg van een val op het ijs. Mechteldis zingt een ‘Liedeken ter eeren het H. Magdeken Ludowina’ en verzucht:
O Maghet, ick sien u vol pijn
Vol sieckten ende zeere,
En ghij, salighe Ludowijn,
Roept al meer en meere.
Seght mij: Hoe maght gescheden,
Dat ghij in u groot lijden
Maeckt een iolijt met groot verblijt,
Blij van wesen altijt?
| |
Maastricht, Centre Céramique / Stadsbibliotheek SB 6003 D 3Mechteldis van Lom (1601-1653), Handschrift, incipit ‘Hier volghen eeneghe deellen vande liedekens gemaeckt door... Mechteldis van Lom salge memorie, gewesen Annontiat int clooster... tot Venlo...’, V'enlo ca 1650. |
|