Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
(1955)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermdVierde toneel
schijnvroom
Nu, mijn Collega's en mijn Broeders in den Heren!
190[regelnummer]
Gaan wij als DonderzoonsGa naar voetnoot3) dien Vroomaart censureren,
Wie van ons vieren zal hem 't vreeslijk voorstel doen?
veinsaart
Mijn Broeders! Zoudet gij met mij niet wel vermoên,
Dat ìk die grotë zaak, door mijn geprēzen gaven,
Het allerkrachtigste van u zou kunnen staven?
dweepziek
Maar Broeder Veinsaart! Als ik u iets zeggen mag,
Was dit niet eerder mijnē zaak als de uwe? Ach!
Zo'n zaak die moet door kracht en ware ernst in 't spreken
Den zondaar 't stenen hart tot morselen kunnen breken.
En zulk een kracht van taal bezit ik meer dan gij.
fijnzugt
200[regelnummer]
Maar Broeders in den Heer! Hoort nu ook eens na mij.
| |
[pagina 104]
| |
Laat ons niet driftig, als de waereldlingen wandlen,
Maar zedig, eensgezind, als Godes kindren handlen.
Mij dunkt dat dezē zaak, met een sinceerGa naar voetnoot1) gezicht,
Niet fors, maar zacht en teer, het geestlijkst werd verricht.
Wie, mijn Collega's, was daar immer toe bekwamer
Als ik? O ja, wiens stem is zachter, aangenamer,
Dan mijn stem?
zeeletje
Mijn Broeders! O, wildet gij mijn stem
Gēhoor verlenen, o, die zou van zo veel klem
Op uwe harten zijn, gij zoudt die niet weerleggen.
210[regelnummer]
Hoort, mijne Broeders! Ik wilde u dit maar zeggen,
Dat zo gijlieden nu nog langer rēdeneert,
Dan wordt dit geestelijk gesprek in twist verkeerd.
Neen, Broeders! Haddet gij mij 't vonnis laten vellen,
Ik zoude het zo klaar voor uwē ogen stellen,
Als dat mijn Echtgēnoot, mijn waardē Heer en Man,
Dē zaak het allerbest van all' volbrengen kan.
Hij kan door kracht van taal 't versteendē hart doorweken.
O, hij kan wonderbaar en overtuigend spreken!
En bij dat alles is zijn stemmetje zo zoet,
220[regelnummer]
Zo aangēnaam, zo zacht, dat men hem lievēn moet,
Al koomt hij iemand nog zo straf de vloek verkonden.
Ik heb hem altijd zo bekwaam en lief gevonden;
Nietwaar, mijn lieverdje, mijn Mannetje, mijn schat!
Och, ik verlang dat ik u in mijn armpjes vat,
En aan mijn boezempjes eens lekkertjes mag drukken.
Laat ik een kusje van uw lieve mondje plukken.
Koom, zoete kindjelief! Mijn troostje, en mijn vreugd!
schijnvroom
Zoet, zoet, mijn Vrouwtjelief! Weest neit te veel verheugd;
Laat waereldlingen door natuur die drift verrichten,
230[regelnummer]
Maar laat ons zo niet doen, gij zoudt mij haast ontstichten.
O, denkt toch wat een ambt uw Man alhier bekleedt.
Gedraagt u of gij niets van deze aandoening weet,
| |
[pagina 105]
| |
Want anders maakte gij mij hier welhaast verlegen.
Nu, mijn Collega's, hebt gij in dē zaak niets tegen
Hetgeen mijn Vrouwtje sprak?
veinsaart
Wijl Zuster 't zo begeert,
Dat gij het woord zult doen, en met de naam vereert
Van zeer bekwaam te zijn, ben ik daar meed' tevreden.
dweepziek
Ik stem ditmaal ook toe in onze Zusters reden.Ga naar voetnoot1)
fijnzugt
En ik vernoeg mij ook met 't geen dat Zuster nu
240[regelnummer]
Ons klaar te kennen gaf, en gun die eer aan u.
Gij zult aan Vroomaart dan de Ban straks laten horen;
Wij zullen zwijgen, en u geen van beiden storen.
Doch zorg maar, Broeder, dat gij hem wel overtuigt!
Hij is geen man die zich al heel gemaklijk buigt
Voor onze reden, maar zal u wel tegenstreven,
Want hij is niet gewoon het lichtlijk kamp te geven.
schijnvroom
Ei, mijn Collega! Zeg mij eens, waar vreest gij voor?
Dit boek, dit waarde boek, dringt onze reden door.Ga naar voetnoot2)
Wanneer hij dit maar ziet, kan hij niets wederleggen:
250[regelnummer]
Ik zal vrijmoedig hem al wat mij goed dunkt zeggen.
Kom, gaan wij na zijn huis!
veinsaart
Komaan, daar gaan wij al.
Ik groet u, Zuster! Tot ik wederkomen zal!
dweepziek
Gegroet, mijn Zuster! Wij gaan in het vast vertrouwen,
Van op ons waar geloof gerust te kunnen bouwen.
| |
[pagina 106]
| |
fijnzugt
Weest ook van mij gegroet, mijn Zuster in den Heer!
Gij ziet ons haast, als trouwe Boetgezanten weer.
zeeletje
Den GeestGa naar voetnoot1) geleide u, in uwe zuivre wegen!
Weest ook van mij gegroet, mijn Broeders! 'k Wens u zēgen.
schijnvroom
Dag Wijfjelief, wij gaan, wij wandlen in het licht!
260[regelnummer]
Wat onze Leer maar eist, wordt ook door ons verricht.
Wij gaan een grote plicht, een Christendeugd, volbringen.
zeeletje
Ik zal terwijl een psalm, of geestlijk liedje zingen.
Ik groet u, Mantjelief!Ga naar voetnoot2) Wacht, dat ik u eerst kus.
Dag Vaderlief! Dag kind! Dag schatjelief, tot flus!Ga naar voetnoot3)
|
|