Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
(1955)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Derde bedrijfEerste toneel
karel
(zeer stemmig en ouderwets in 't zwart gekleed)
Wat doet men niet, als 't hart door liefde is ingenomen?
Wat laat men onbeproefd, om tot zijn witGa naar voetnoot1) te komen?
De Minnegod bedrijft veel grillen. Dit gewaad,
Schoon zeer oneigen aan een jongman van mijn staat,
Wordt nu de livereiGa naar voetnoot2) der Liefde, en ik moet leren,
830[regelnummer]
Hoezeer mij zulk een werk mishaag', filosoferen.
Doch 't ga zo 't wil; als ik in 't eind mijn wit beschiet,
Verveelt mij deze moeite in 't allerminste niet.
O Liefde, die mij al voorlang naar uw geboden
Deedt luisteren, ik heb uw bijstand thans van noden.
Begunstig d'aanslag, die uit nooddwang is gesmeed,
En schrik niet voor de lucht van 't filosofisch kleed.
| |
Tweede toneel
karel, katrijn
katrijn
Wat zo! Dat staat je fraai, Heer Karel; 'k wil het zweren.
Dat 's na mijn zin: als Heer Anzelmus na je kleren
Je wijsheid schatten zal, zo heb je 't zekerlijk
840[regelnummer]
Gewonnen. Ei, vergun dat ik je eens recht bekijk.
karel
Is 't alles naar uw zin?
| |
[pagina 63]
| |
katrijn
O ja, mijn Heer, volkomen.
Ik hoorde eens een geval, waarvan ik raakte aan 't dromen;
't Was van een raren vent, die altijd in een ton
Zijn woonplaats had, en met geen mensen omgaan kon:
Ook liep hij midden op den dag met een lantaren,
Om na te sporen, of op straat ook mensen waren.
Hoe hiet hij ook? Dejoo... Dejoog...
karel
Diogenes?
katrijn
Ja, ja; die meen ik al: 'k heb wel een reisGa naar voetnoot1) vijf zes
Gedroomd, dat ik dien snaak voor ieders gek zag lopen,
850[regelnummer]
Of dat hij uit zijn ton kwam na mij toe gekropen.
Nou mag je vragen, wat ik daarmee zeggen wil?
'k Vind tussen hem en jou, in kleding, geen verschil;
(Te weten, zoals hij me is in den droom verschenen,)
Maar hij stond niet zo vlug en luchtig op zijn benen.
Hij zag ook stuurser uit zijne ogen; als je dat
Naäpen kost, dan had je recht de kneep gevat.
karel
't Zal dus wel gaan, Katrijn; voor 't minst, ik wil 't vertrouwen.
katrijn
Maar waar 's Krispijn, mijn Heer? Zou die zijn woord niet houwen?
karel
Voorzeker; hij zal ook haast hier zijn, maar hij had
860[regelnummer]
Nog iets te doen: ook zal het raadzaamst wezen, dat
Ik eerst Anzelmus spreek, eer hij zich kom vertonen.
Wij brengen d'ouden heer dus lichter in de bonen.
katrijn
Hoe zo?
| |
[pagina 64]
| |
karel
Gij zult het haast begrijpen; wees tevreên.
katrijn
Maar Heer, mij dunkt, het stuk is toch vol zwarigheên.
karel
Ik zal mijn best doen, en Krispijn zal 't voorts wel maken.
Hij heeft zijn weerga niet in diergelijke zaken.
katrijn
Ik wou wel, dat hij dan maar met de klucht begon.
karel
Ik wenste, dat ik eerst Anzelmus spreken kon.
katrijn
Daar is wel middel toe... Maar zie, 't is of 't wil wezen.
870[regelnummer]
Daar komt hij zelf.
karel
Dan ga ik mijn legenden lezen.
katrijn
Wat doe je, Heer?
karel
Zwijg stil; verstoor mij niet, Katrijn.
| |
Derde toneel
anzelmus, karel, katrijn (Karel haalt een groot papier uit zijn zak, en wandelt over het toneel, in den schijn van iemand die zeer aandachtig leest, totdat hij bemerkt, dat Anzelmus hem in 't oog krijgt.)
katrijn
(terzijde)
't Begin is goed: hij bijt al aan het aas; dat 's fijn.
| |
[pagina 65]
| |
karel
(allengs duidelijker lezende, na enige mompeling)
Zodat men deze zaak bezwaarlijk kan bepalen,
Of 't loffelijker zij, met Sokrates te dwalen,
Op 't spoor van Cicero, dan af te wijken van
Zijn valse stellingen, indien die grote man
Zich hier of daar misschien vergist had, want de waarheid
Is op zichzelfs van geen belang, en enk'le naarheid,
Maar krijgt haar luister van den mond, waaruit zij komt.
anzelmus
880[regelnummer]
Dat zijn verhevene gedachten: 'k sta verstomd.
Die heer heeft veel verstand; 'k moet kennis met hem maken.
karel
Het allernuttigste is daarom, in duistre zaken,
De waarheid niet zozeer, als wat er Sokrates
Weleer van heeft gezeid, of Aristoteles,
Of zulk een groot vernuft, van stuk tot stuk te weten.
Wie zulks niet heeft geleerd, kan nooit een wijsgeer heten.
anzelmus
Neem 't mij niet kwalijk af, mijn Heer, zo ik u stoor,
Maar doe mij de eer en geef me een ogenblik gehoor.
karel
Dus heeft men 's wijsgeers naam, en stellingen, maar nodig.
890[regelnummer]
Bewijs te weten, is volkomen overbodig.
anzelmus
Mijn Heer! Nog eens; zo ik uwe aandacht waardig ben.
karel
En... Maar! Wie zijt gij, Heer? 'k Heb de eer niet dat 'k u ken.
anzelmus
Ik hoop, dat wij elkaar haast zullen kennen leren.
De Wijsbegeerte, die ik eer, en steeds zal eren,
| |
[pagina 66]
| |
Is 't edel voorwerp, naar ik merk, van uwen vlijt,
En ik besteed daaraan ook 't beste van mijn tijd:
Om de overeenkomst dan van ons genegenheden,
Zoek ik uw vriendschap, Heer.
karel
Ik ben er mee tevreden.
anzelmus
Ik merk u aan, mijn Heer, als een verstandig man.
karel
900[regelnummer]
Mijn Heer, al wat ik u hierover zeggen kan,
Is dat ik nog den naam van wijsgeer niet kan dragen.
anzelmus
'k Schep in uw zedigheidGa naar voetnoot1) meer dan gemeen behagen.
karel
De lof, dien gij mij geeft, mijn Heer, maakt mij beschaamd.
'k Begeer gene eer, die mij niet toekomt: het betaamt
Een leerzaam jongling zijn geringheid te beseffen,
En nooit zich boven zijn verdiensten te verheffen.
anzelmus
Zijt gij tot 't Meesterschap dan nog niet ingewijd?
karel
Neen, maar ik leg daaraan ten koste al mijnen tijd.
anzelmus
Wat leidsman hebt ge, om u den rechten weg te wijzen?
karel
910[regelnummer]
Mijn oom Blaaskaakius, nooit hoog genoeg te prijzen.
| |
[pagina 67]
| |
anzelmus
Die naam is me onbekend; woont hij hier te Amsterdam?
karel
O neen, mijn Heer; hij woont te Leiden, maar hij kwam
Eerst heden in dees stad, en om gene andre reden,
Dan om zich bij een heer, wiens grote kundigheden
En ongemeen verstand de hele werreld roemt,
Bekend te maken.
anzelmus
Ei! Hoe wordt die heer genoemd?
karel
Anzelmus is zijn naam.
anzelmus
Anzelmus! Wat wij horen!
karel
Men zegt, hij overtreft in wijsheid veel Doctoren.
Ik zoek zijn huis, mijn Heer: woont hij hier niet ontrent?
920[regelnummer]
Men heeft mij zo bericht.
anzelmus
Zoek maar niet meer, ik ben 't.
karel
Gij zelf, mijn Heer?
anzelmus
Zo had uw oom mij horen noemen?
karel
Mijn oom heeft steeds den mond zo vol, om u te roemen,
Dat hij niet rusten kan, voor hij u heeft gezien.
Wij blijven in de stad misschien een dag of tien,
Met oogmerk, om dien tijd voornaamlijk te besteden,
In ommegang met u, zo 't met uw bezigheden
Te zamen gaat, mijn Heer.
| |
[pagina 68]
| |
anzelmus
Wat bezigheid zou 'k daar
Niet graag voor laten staan? Uw oom, dat zie ik klaar,
Is een der edelste verstanden. 'k Zal hem wachten,
930[regelnummer]
Met ongeduld; gij kunt te zaam bij mij vernachten,
Gedurende uw verblijf. Wat is de reden, dat
Uw oom ook niet terstond gekomen is?
karel
Hij had
Nog eerst te spreken met een vriend: naar mijn gedachten,
Moet hij hier aanstonds zijn.
anzelmus
'k Zal hier dan zo lang wachten,
Totdat hij komt, wijl hij misschien mijn huis zo licht
Niet vinden zou.
karel
Mijn Heer, wij zijn u zeer verplicht.
anzelmus
Op straat te blijven, zal u mogelijk niet lusten;
Gij zijt verreisd; indien gij wat verkiest te rusten,
Daar is mijn huis, treê in. Katrijn, gelei dien heer
940[regelnummer]
Eens bij mijn dochter, in de zaal; zeg, dat wij de eer
Genieten zullen, dat hij ons voor een'ge dagen
Bijblijven zal, - dat zij hem achting toe moet dragen.
katrijn
Zij zal gehoorzaam zijn, mijn Heer, 'k sta daarvoor in.
(terzijde)
Victoria!Ga naar voetnoot1) De man is ons. Lang leev' de Min.
| |
[pagina 69]
| |
Vierde toneel
anzelmus
De grote blijdschap, die mijn geest komt overstromen,
Doet mij schier twijflen, of 'k niet word misleid door dromen.
Ben ik Anzelmus of ben ik Anzelmus niet?
Gewis, ik ben de man, daar Holland reeds op ziet,
Als op een wonder van onze eeuw. Kan ik 't geloven?
950[regelnummer]
Mijn roem gaat dien van veel geleerden reeds te boven,
En 'k heb, als ik 't besef, maar weinig werks gedaan.
Zo 'k nog veel jaren leef, hoe ver zal ik wel gaan?
Hoe zal Europa nog verbaasd staan, op het noemen
Van mijnen naam, hoe zal het gans Heelal mij roemen!
Geen lofgalm wordt voor mijn gedachtenis te groot:
Men sticht mij zekerlijk een pronkbeeld na mijn dood.
Dit stel ik vast: wel hoe! Dit deên de Rotterdammers
Voor hun Erasmus wel; en zouden de Amsterdammers
Nu minder zijn als zij? Die schand waar' nimmermeer
950[regelnummer]
Te dulden. Och! Hoe zoet is ene onsterflijke eer.
| |
Vijfde toneel
krispijn, gekleed als een Wijsgeer, anzelmus
krispijn
(terzijde)
Hij is 't. Koeragie nou!
(Hij ziet naar binnen, alsof daar iemand was, met wien hij verschil had.)
Neen, zeg ik, 't mag niet baten.
Negatus consequent!Ga naar voetnoot1) Geen razende advokaten
Zijn onverstandiger en luistren min naar reên:
Maar 'k laat u over aan uw buitensporigheên.
| |
[pagina 70]
| |
Uw logge harsens zijn bezwalkt door dikke dampen;
PasGa naar voetnoot1) mij een andermaal niet weer aan boord te klampen,
Of...! Maar wat moei ik mij met zulk een zotskap: laat
Ik naar Anzelmus gaan: 'k heb al zo lang op straat
Gezworven; ik heb ook een tegenzin in 't lopen;
970[regelnummer]
Maar kon men vliegen, daar was voordeel van te hopen;
't Zou makkelijker zijn en tienmaal zo gezwind.
'k Moet zien, dat ik daartoe in 't kort een middel vind.
anzelmus
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
Gewislijk, zonder liegen,
Ik ken geen nutter kunst, dan de eed'le kunst van vliegen.
Daar schiet me iets in: zou 't zó niet mooglijk wezen? Ja!
'k Begrijp het werktuig reeds, op goede vleugels na.
Sint-Aristoteles! Dat zal vermaaklijk wezen.
Wij hoeven op die wijs geen schepen meer na dezen,
Noch wond'ren van de Zaan. Wij zullen door de lucht,
980[regelnummer]
Heel na Batavia, heenvliegen om de klucht.
anzelmus
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
Zo kunnen wij alle oorden
Der werreld arendswijs, van 't Zuiden tot het Noorden,
Doorreizen: Perziën, Amerika, Japan,
Het Ooievarenland, en wat 'k niet noemen kan.
anzelmus
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
Hoe wil dat volk staan kijken,
Als we uit de wolken op hun torens nederstrijken.
anzelmus
Geleerde Heer! Mijn Heer, mijn Heer Blaaskaakius!
| |
[pagina 71]
| |
krispijn
Wat 's dit? Wie roept mij daar zo stout? Wie stoort mij dus!
anzelmus
Mijn Heer, ik ben uw vriend Anzelmus: wil mij horen.
kpispijn
990[regelnummer]
Anzelmus, ha! Wat vreugd! Schoon ik u nooit te voren
Gezien heb, Heer, ik ken u echter door de faam,
Wijl 't ganse land weergalmt van uw beroemden naam.
'k Heb lang van ongeduld gebrand, om u te aanschouwen.
Ik kon in 't eind die drift niet langer tegenhouwen,
Ik kom hier te Amsterdam, alleen om u te zien.
Wat vreugd, dat gij mij ook reeds kent! Hoe kan 't geschiên?
anzelmus
Geleerden kennen steeds malkandren; dat 's niet wonder.
krispijn
Mijn blijdschap is zo groot, zo groot, dat ik er onder
Bezwijken zal! Ach! Dat ik u omhelz', mijn Heer.
(Hij omhelst hem zo hartig, dat hoed en paruik in 't zand raken.)
1000[regelnummer]
Maar hoe! Gij aarzelt. Wat is dit? Doe ik u zeer?
anzelmus
Een weinigje, mijn Heer, maar daar 's niet aan gelegen.
krispijn
Het spijt me; ik was u in mijn drift te zeer genegen:
'k Verzoek vergiffenis; 't was zo de mening niet.
anzelmus
Al wat ter liefde der Filosofie geschiedt,
Dat lijdt men met vermaak.
| |
[pagina 72]
| |
krispijn
Zo is 't. Wie in zijn zinnen
Een zucht tot wijsheid voedt, zal alles licht verwinnen,
Wat zich daartegen kant; want wijsheid is zo hoog
Verheven, dat men haar nauw met een sterflijk oog
Kan achterhalen. Dit 's de reên, dat Krates leerde,
1010[regelnummer]
In tegenstelling van 't geen Aristarch beweerde,
Dat nooit, ten genen tijde, op generlei manier...
Maar wat ik vragen wou, is ook mijn leerling hier?
anzelmus
O ja; hij 's in mijn huis. Die jongman schijnt heel schrander
En net van oordeel.
krispijn
O! Zo zeer, dat ik geen ander
Gezien heb, die bij hem in vergelijking kwam:
Dit is de reden ook, dat ik hem met mij nam.
Hij 's in zijn woorden schraal, maar rijk in zijn gedachten;
Hij denkt zo grondig, dat men 't nimmer zou verwachten
Van iemand, die nog niet meer jaren heeft als hij.
anzelmus
1020[regelnummer]
Hij is gelukkig met een Meester, zoals gij.
krispijn
'k Verzuim ook niets, wat dient om hem te fatsoeneren:
Door mij verkeert hij steeds met veel geleerde heren;
Hij is om zijn verstand bij iedereen bemind;
Om zijn geleerdheid wierd hem laatst het enig kind
Van zeek'ren heer geboôn, met honderdduizend gulden:
Maar 't mocht niet helpen; mijn fatsoen kon dit niet dulden,
Want ik bewaar hem voor iets hogers.
anzelmus
Was die heer
Dan ook een wijsgeer?
| |
[pagina 73]
| |
krispijn
Waar' hij dat geweest, ik zweer,
Het huw'lijk had voorlang zijn voortgang al genomen,
1030[regelnummer]
Om filosofen in de werreld te doen komen.
anzelmus
'k Heb ook een dochter, die hem dan wel passen zou,
Maar ze is zo veel reeds als verbonden tot de trouw:
Twee minnaars vrijen sterk, om met mijn kind te paren,
En morgen moet zij zich voor een van hun verklaren.
anzelmus
'k Deê 't gaarne, maar ik kan
Mijn woord niet breken, dat ik eenmaal heb gegeven.
krispijn
En zou dat de eerste maal juist wezen van uw leven?
anzelmus
Ik ben op kleinigheên juist niet heel nauwgezet,
1040[regelnummer]
Maar 'k volg, in zaken van gewicht, een strenger wet.
Daar komt een heer, die haast mijn schoonzoon hoopt te wezen.
| |
[pagina 74]
| |
Zesde toneel
zemelknooper, krispijn, anzelmus (Krispijn en Zemelknooper zien elkanderen enigen tijd sterk in 't gezicht, lopen somtijds op elkander aan, en dan weer terug, totdat Krispijn den ander op ene ruwe wijze aandoet.)
krispijn
Confrater, gun dat ik u van nabij bezie.
'k Wil, naar de regelen der Fysionomie,Ga naar voetnoot1)
De eerwaarde trekken van uw tronie eens bekijken:
Ik ken veel gekken, die u wonderwel gelijken,
Maar ik bespeur nochtans aan al de omstandigheên,
Dat gij een man zijt van verstand: die neus alleen,
Die neus verbrodt het spel. Die neus moest korter wezen.
zemelknooper
1050[regelnummer]
Wat onbescheidGa naar voetnoot2) is dit, mijn Heer? 'k Heb nooit gelezen,
Dat enig wijsgeer dus een wijsgeer heeft ontmoet.
Ik vind het onbeleefd.
krispijn
Vergeef 't mij, Heer, ik doe 't
Uit liefde tot de kunst.
zemelknooper
Die kunst is van mijn smaak niet.
krispijn
Dat komt, omdat gij niet op 't wezen van de zaak ziet.
zemelknooper
Wat is dan 't wezen van de zaak?
| |
[pagina 75]
| |
'k Zal 't zeggen, schoon ik 'loof dat gij 't niet zult begrijpen:
Stel dan uw zinnen schrap en ga uw harsens slijpen.
Gij vraagt mij eerst: wat is het wezen van de zaak?
1060[regelnummer]
En welk een zaak? Een zaak, die niet is van uw smaak.
En welk een smaak is de uwe? Een smaak, die mooglijk zaken
Van zeer veel nuttigheid verwerpen zal en laken.
Want 't geen den een behaagt, behaagt vaak d'ander niet;
Hierom is 't moeilijk te bepalen, als gij ziet.
Zo gij de kunst verstondt, die uit de wezenstrekken,
Door vaste regels, weet der mensen aard te ontdekken,
Zo hadt gij nimmer mij die lompe vraag gedaan:
Maar doorgaans laakt een zot, 't geen hij niet kan verstaan.
Om binnen het bereik van uw verstand te blijven,
1070[regelnummer]
Zal ik dan 't wezen der gemelde zaak beschrijven.
De zaak betreft uw neus: ik zei, die was te groot;
Gij kunt mij vragen, wat ik dan daaruit besloot.
Ik antwoord: niet veel goeds. Gij, zonder meer te vragen,
Scheldt aanstonds op de kunst: zijn dit geen zotte vlagen?
Gelukkig zijt gij, dat Plutarchus, Sokrates,
Malfurius, Hans Urinaal, Demosthenes,
Don Clarazel, Pedro del Porco, Aristippus,
Parmenio, Franciscus Heermans of ChrysippusGa naar voetnoot1)
Die zotte redenen niet hebben aangehoord.
1080[regelnummer]
Zij hadden u gewis op heter daad vermoord.
anzelmus
Wat ongemeen verstand!
krispijn
Zult gij de kunst blameren?
Gans-duizend Seneca's!Ga naar voetnoot2) Ik zal u dat verleren.
zemelknooper
Dat argument is niet in forma.
| |
[pagina 76]
| |
krispijn
't Argument
Is in een andre vorm, als gij het zijt gewend.
Dat gij 't niet zoudt verstaan, zeide ik al van te voren.
Maar, zo gij 't oordeel van een schrander man wilt horen,
Vraag Heer Anzelmus maar; ik ben verzekerd, dat
Mijn argument op hem veel werking heeft gehad,
Want zijn doordringend brein begrijpt de zaken grondig.
anzelmus
1090[regelnummer]
Wat mij belangt, ik vind het argument heel bondig.
krispijn
Ja bondig, bondig is 't; maar dat hij 't niet verstaat,
Dat scheelt aan zijn begrip.
zemelknooper
't Zou bondig wezen?
krispijn
Ja 't.
Bewijs het tegendeel, zo gij 't niet wilt geloven.
Maar 't is diepzinnig; 't gaat uw bot verstand te boven.
zemelknooper
O Logica! Hoe wordt uwe achtbaarheid gehoond.
krispijn
O Fysionomie! Wat sterveling verschoont
Dit onvergeeflijk feit?
zemelknooper
'k Zie mijn confrater naad'ren.
Hoe zal hem, op die maar,Ga naar voetnoot1) 't bloed stremmen in zijne aad'ren.
| |
[pagina 77]
| |
Zevende toneel
zemelknooper, revelaar, anzelmus, krispijn
zemelknooper
Confrater Revelaar!
revelaar
Confrater! Wel, wat is 't?
zemelknooper
1100[regelnummer]
Och! Help!
revelaar
Wat schort er?
zemelknooper
Och! Zo gij de helft maar wist
Van onzen rampspoed.
revelaar
Wel, spreek op. Wat mag u deren?
zemelknooper
Men wil de Logica het onderst boven keren.
revelaar
De Logica?
zemelknooper
Geen syllogismus zal voortaan
Ons kunnen dekken. Och! Mijn Heer, het is gedaan.
revelaar
Wie durft die eed'le kunst zo onverdraaglijk honen?
zemelknooper
Zie daar een wijsgeer, die ons meent te kunnen tonen,
Dat een bewijs recht sterk en bondig wezen kan,
Schoon 't niet in forma is.
| |
[pagina 78]
| |
revelaar
Och! Clauberg, grote man,
Verdraagt gij dit?
krispijn
Ja, ja: laat Clauberg maar wat praten;
1110[regelnummer]
Bij lieden van verstand, als ik, zal 't weinig baten.
Ik zweer de Logica de dood met deze hand:
Het vonnis is geveld; die snode moet van kant.
'k Zal haar opofferen aan mijn gerechten toren,Ga naar voetnoot1)
Schoon zij beschermd wierd door een regement Doctoren.
zemelknooper
(tegen Anzelmus)
Hebt ge Aristoteles ook in uw boekenkas?
anzelmus
Ja, 't is een Franse band.
zemelknooper
Ik bid u, haal hem ras.
(tegen Krispijn)
Wij zullen u het vuur nu eens wat nader leggen.
krispijn
Vraag Plato ook maar, of hij niet wat heeft te zeggen,
En wien gij wilt: 't komt op een stuk of tien niet aan.
anzelmus
1120[regelnummer]
'k Moet nu den rechten grond van deze zaak verstaan.
Ik ga dan, om het boek te halen, eens naar binnen,
Schoon ik niet twijfel, of Blaaskaakius zal 't winnen.
| |
Achtste toneel
zemelknooper, revelaar, krispijn
krispijn
Zal Aristoteles u dan beschermen?
| |
[pagina 79]
| |
zemelknooper
Ja:
Hij zal ons wreken, hij zal de eer der Logica
Herstellen.
krispijn
Hij? Hij komt niet levend uit mijn handen.
Ik zal zijn Logica verscheuren met mijn tanden.
zemelknooper
O tegenvoeter der gezonde en goede reên!
revelaar
Waanwijze Zoïlus!Ga naar voetnoot1) Waar wil dit eindlijk heen?
krispijn
Zulk last'ren kan geen man van studie meer verdragen.
1130[regelnummer]
Zo gij niet aanstonds zwijgt, gij zult het u beklagen:
'k Heb nog een argument, waarmede ik u terstond
De tong zo snoeren kan, dat gij hierna den mond
Nooit weder tegen mij zult oop'nen.
revelaar
Laat eens horen.
't Zal niet in forma zijn, dat zeg ik van te voren.
zemelknooper
Vaar voort, waar wacht gij na?
krispijn
Wel nu, let op dan. Daàr!
(Hij slaat.)
Daàr Zemelknooper, daàr confrater Revelaar!
Loop voor den duivel met je Logica.
| |
[pagina 80]
| |
zemelknooper
Och armen!Ga naar voetnoot1)
krispijn
(al slaande)
Roep Aristoteles: laat hij je nu beschermen.
revelaar
Sta bij! Mijn hoofd! Mijn rug!
zemelknooper
Och! Help!
krispijn
Wat zeg je er van,
1140[regelnummer]
Is 't nog niet bondig? Daàr!
zemelknooper
Och! Helpt ons niemand dan?
(Zij vluchten.)
| |
Negende toneel
krispijn
Ik weet er van. Gans bloed! Dat 's krachtig disputeren.
O seldrement! Dat heet eerst recht filosoferen.
Die argumenten liegen niet. Schep moed, Krispijn.
't Is dus der moeite waard, om filosoof te zijn.
| |
Tiende toneel
karel, izabel, anzelmus, katrijn, krispijn
anzelmus
O schandvlek van 't geslacht, zult gij me zo belonen?
| |
[pagina 81]
| |
Lichtvaardige Izabel! En durft ge u nog verschonen?Ga naar voetnoot1)
Wijk uit mijne ogen: hoop op geen vergiffenis.
Nu merk ik, dat uw deugd maar blote schijndeugd is.
Maar 'k zal u, in 't vervolg, dien handel wel beletten.
1150[regelnummer]
Ik schutGa naar voetnoot2) uw huwelijk: ik zal u vast doen zetten.Ga naar voetnoot3)
izabel
Maar 'k bid, Papa, bedaar. Waarom ontstelt ge u dus?
anzelmus
Waarom? Vraag dat den neef van Heer Blaaskaakius!
krispijn
Mijn neef, mijn Heer, hoe zo?
anzelmus
Wat mens kon dat verwachten?
'k Had van zijn zedigheid heel andere gedachten.
krispijn
Wat schort er dan, mijn Heer?
anzelmus
'k Heb dien guit gezien,
Zo als ik kwam in huis, gebogen op zijn kniên,
Voor Izabel; ik kon hun woorden duidlijk horen;
Zij dachten niet, dat ik hen zou zo ras verstoren.
Hij dorst haar raân, haar plicht moedwillig te overtreên;
1160[regelnummer]
Mij zelf te zeggen, dat zij hèm begeerde, en geen
Doctoor, op mijn gebod. Mijn dochter liet zich vrijen,
En sloeg terstond geloof aan zijn bedriegerijen.
Foei! Schaam u, Izabel; mijn woorden in den wind
Te slaan; dengeen, dien ik wil hebben, dat gij mint,
Te haten; zonder mij een bruidegom te kiezen.
Die ongehoorzaamheid doet mij 't geduld verliezen.
| |
[pagina 82]
| |
izabel
Maar Vader...
anzelmus
Zwijg: gij eert mij als uw vader niet.
Van zulke kindren heeft een vader maar verdriet,
Die 't vaderlijk gezag zo t'enemaal vergeten.
1170[regelnummer]
Wat hadt gij mij beloofd? Dat zult gij nog wel weten.
izabel
'k Weet, ik heb u beloofd, een bruigom naar uw zin
Te kiezen: maar helaas! Met een, dien ik niet min,
Te trouwen, - is er wel beklagelijker leven
Ter werreld? Dat ik daar mijn woord toe heb gegeven,
Is uit verlegenheid geschied.
anzelmus
En houdt men dan
Een vader zo maar voor den zot? Neen, neen, dat kan
Niet door den beugel.
izabel
Wil mij dit ten beste houwen.
'k Beloof u, dat ik nooit, dan met uw zin, zal trouwen.
anzelmus
Ik zal u dat ook wel beletten; denk dat vrij.
karel
1180[regelnummer]
Mijn Heer, 't gelieve u eens te luisteren naar mij:
Al wat hier is misdaan, heb ik alleen bedreven.
Indien gij zonder drift mij slechts gehoor wilt geven,
Zal ik u stuk voor stuk verklaren, hoe 't geval
Zich toegedragen heeft: ik hoop, uw gramschap zal,
Door onze oprechtheid, zich in 't eind vermurwen laten.
anzelmus
VersierGa naar voetnoot1) geen logens, want dat zal u weinig baten.
| |
[pagina 83]
| |
karel
Betoom uw toorn en neem een ogenblik geduld.
'k Verzeker u, dat gij verwonderd wezen zult.
(Hij wijst op Krispijn.)
Waar ziet gij dezen man voor aan? 'k Zou niet geloven,
1190[regelnummer]
Dat gij hem kent voor 't geen hij is.
anzelmus
Die heer is boven
't Gemeen verheven, door zijn schranderheid: hij is
Een treflijk wijsgeer, die, niet zonder ergernis,
Uw handelwijs beschouwt; hij zal me ook recht verschaffen;
'k Verzeker u, dat hij u strengelijk zal straffen.
Ik rade u, dat gij hem maar valt te voet.
karel
Die man,
Zo schrander als hij is, is niemand anders, dan
Mijn knecht.
anzelmus
Uw knecht? Wat of gij mij al wijs wilt maken.
Die grote wijsgeer zou uw knecht zijn? Schone zaken!
karel
Krispijn, trek uit dien rok. Gelooft gij 't nu, mijn Heer?
krispijn
(tegen Anzelmus)
1200[regelnummer]
'k Leg Heer Blaaskaakius hier voor je voeten neer.
Ziehier Krispijn.
anzelmus
Hoe? Ben ik door een knecht bedrogen?
krispijn
Al wat ik heb gezeid, mijn Heer, was fijn gelogen.
| |
[pagina 84]
| |
anzelmus
Gij zijt een schobbejak. Maar hoe is 't mooglijk? Kan
Een knecht zo licht den schijn aannemen van een man
Van studie, zodat ik daar niets van kon bemerken?
Wat weet de schelmerij en list niet uit te werken!
karel
Bezadig u, mijn Heer, 'k hoop dat ik u tevreên
Kan stellen; alles is geschied om andre reên,
Dan gij vermoedt.
anzelmus
Om mij wat voor uw gek te houwen.
karel
1210[regelnummer]
In 't allerminste niet: daar moogt ge u op vertrouwen;
Geloof me: ik heb u steeds daartoe te hoog geacht.
De Liefde alleen heeft ons dees list in 't hoofd gebracht.
Uw dochter kon mij al voor langen tijd behagen,
En 'k had besloten, haar ten huwelijk te vragen,
Van uwe hand, maar wierd tot mijne smart gewaar,
Dat gij ene andre keur reeds hadt gedaan voor haar,
En dat gij niemand tot uw schoonzoon zoudt begeren,
Die geen bekwaamheid had om te filosoferen.
'k Misprees dit niet, hoewel 't mij smartte; want ik eer
1220[regelnummer]
Niets boven wijsheid, maar mij wierd bericht, mijn Heer,
Dat gij, (vergeef 't mij, zo dees woorden u verstoren,)
Gevallen waart op twee halfgekke naamdoctoren,
Die slechts door brabbeltaal, half DuitsGa naar voetnoot1) en half Latijn,
Geleerden schijnen, en in waarheid zotten zijn.
Het speet mij, dat ik moest voor zulke snorkers wijken:
Dies vond ik raadzaam, u ontwij felbare blijken
Te geven, tot bewijs hoe maklijk 't zij, in schijn
Meer te vertonen,Ga naar voetnoot2) dan men is. Dat ik Krispijn
Hiertoe gebruikte, is niet geschied om u te honen,
1230[regelnummer]
Maar om u krachtiger de waarheid te vertonen.
| |
[pagina 85]
| |
anzelmus
Ben ik dan zo misleid!
karel
Vergeef ons dit, mijn Heer.
Gij zijt misleid, maar 'k 'loof gij twijfelt thans niet meer,
Of die Doctoren, die in schijn geleerde lieden
Vertoonden, en een knecht het hoofd niet konden bieden,
Misleidden u nog meer.
anzelmus
'k Weet nauwlijks, wat ik zal
Geloven. 'k Sta bedwelmd, in dit verward geval.
karel
Wijl ik tenminsten dan hun niet hoef toe te geven,Ga naar voetnoot1)
Zo bid ik, wil mijn wens niet langer wederstreven;
Neem mij tot schoonzoon aan? 'k Weet dat mijne Izabel
1240[regelnummer]
Dit nevens mij begeert.
anzelmus
Al was nu alles wel,
'k Weet nog niet, wie gij zijt: dat moest gij mij ontdekken.
Of zijt gij Karel? 't Is, of uwe wezenstrekken
't Mij zeggen.
karel
Ja, mijn Heer, die ben ik.
anzelmus
Maar ik dacht,
Dat gij in England waart.
karel
'k Heb daar ook doorgebracht
Tien maanden, om den stijl der koopmanschapGa naar voetnoot2) te leren,
Waarmede ik, in vervolg van tijd, mij hoop te ernéren.Ga naar voetnoot3)
| |
[pagina 86]
| |
Ik hoop niet, dat er op mijn afkomst of gedrag
Iets is te zeggen, 't geen u wederhouden mag.
anzelmus
Maar in dit laatst geval hebt gij te grof misdreven.
1250[regelnummer]
Dat legt mij wat te hoog; ik kan 't u niet vergeven;
Denkt gij, dat alles zo maar in te kroppen is?
karel
'k Ontschuldig mij niet, Heer, maar bid vergiffenis.
anzelmus
En wat zegt Izabel? Spreek: kan hij u behagen?
izabel
Zo zeer, dat ik alleen met Karel mijne dagen
Wens door te brengen, wijl ik nooit een ander man,
(Hij mag ook wezen, wie hij wil,) beminnen kan.
anzelmus
Ik zie wel, 'k zal het toch gewonnen moeten geven.
Het zij dan zo.
karel
Mijn Heer, ik zal u al mijn leven
Die eerbied tonen, die 'k een vader schuldig ben.
izabel
1260[regelnummer]
Papa! 'k Weet niet, hoe ik uw goedheid best erken'.
anzelmus
Waar zijn de Dokters, die ik hier liet, nu gebleven?
krispijn
Mijn redeneerkonst heeft hen op de vlucht gedreven.
anzelmus
Ik zie nu, 't geen ik niet geloofd had, dat de schijn
Uitwendig zo gelijk kan aan de waarheid zijn.
| |
[pagina 87]
| |
krispijn
Katrijntje, zo je nou ook wilt filosoferen,
Wat ken je beter doen, als onder mij studeren?
katrijn
Om jouw welsprekendheid alleen zou ik 't wel doen.
krispijn
Kom, geef me dan op trouw een lieve, lekkre zoen.
EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE BEDRIJF |
|