Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
(1955)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Tweede bedrijfEerste toneel
karel, krispijn
karel
'k Was dan niet zonder grond bekommerd en verlegen.
O wreed geval! Waarom loopt gij mijn min dus tegen?
Zal dan die schone, die ik als mij zelf bemin,
Een ander trouwen, met of tegen haren zin?
Krispijn, waar wil dit heen?
krispijn
't Zijn netelige zaken,
Maar zo't mij aanging, 'k zou er haast een eind van maken.
karel
Wat zoudt gij doen? Zeg op; help mij uit dit verdriet.
krispijn
400[regelnummer]
Vergeef het mij, mijn Heer, ik zeg het liever niet.
karel
Waarom?
krispijn
Omdat het toch niet na je zin zou wezen.
karel
Dat zal ik horen; spreek maar op.
krispijn
Het is te vrezen,
Dat zulk een schone raad vergeefs bedacht zou zijn;
Daarom verzwijg ik dien veel liever.
| |
[pagina 39]
| |
karel
Mijn Krispijn,
Zo gij me helpen kunt, ik zal u rijklijk lonen.
krispijn
Maar dit beding ik: dat je geen kwaad hoofd zult tonen,
Indien mijn raad je niet gevalt.
krispijn
Neen.
karel
Of dien
Verrader, die mij wil van zulk een pandGa naar voetnoot2) beroven,
410[regelnummer]
Vermoorden?
krispijn
Neen, mijn Heer; 'k zou inderdaad geloven,
Dat zulks niet raadzaam is.
karel
Wat middel weet gij dan?
'k Wil alles doen, wat maar het minste baten kan.
krispijn
'k Zal u dan helpen, Heer, uit louter mededogen.
De liefde is vuur, nietwaar?
karel
O ja, het groot vermogen
Van 't liefdevuur verteert den sterksten, wie 't ook zij,
Indien 't niet wordt gelest.
| |
[pagina 40]
| |
krispijn
Heel goed: hoor dan naar mij.
Met water kan men best de kracht van 't vuur verdoven;
Spring dan in d' Amstel, Heer, zo gij me wilt geloven;
Duik naar den grond, en blijf daar maar een klein half uur;
420[regelnummer]
Gij zult niet langer zijn gekweld van 't liefdevuur.
karel
Hoe zal 't hier wezen, schurk! Durft gij mij nog bespotten!
krispijn
Ik ben geen schurk, mijn Heer, maar plaats mij bij de zotten;
Daar ben ik mee tevreên.
karel
Was dat die fraaie raad?
krispijn
Wel ja. Weet jij er een die half zo zeker gaat?
Dit middel feilt niet: 't is het zekerste van allen.
Het is probatum est:Ga naar voetnoot1) maar kan 't je niet gevallen,
Dat is mijn schuld niet; ook heb ik dat reeds voorzeid.
Maar mooglijk vinden wij nog wel gelegenheid,
Om, op een wijs, die u wat beter zal behagen,
430[regelnummer]
Schoon zo onfeilbaar niet, uw kwelling te verjagen.
karel
Spreekt gij ter goeder trouw, Krispijn, of spot gij weer?
krispijn
Neen, neen, ik meen het nu in goeden ernst, mijn Heer.
Ik zal 't u zeggen... Maar zie daar! Wie zou dat dromen?
Ik zie uwe Izabel daar met mijn Kaatje komen.
Spring nu van blijdschap, om dit onverhoopt geluk,
Want minnaars houden toch geen maat in vreugd of druk.
| |
[pagina 41]
| |
Tweede toneel
izabel, karel, krispijn, katrijn
karel
Ik mag mijne Izabel dan wederom ontmoeten?
Ik mag haar wederom, na zo lang afzijn, groeten?
Bevallig voorwerp van mijne ongeveinsde min!
440[regelnummer]
De blijdschap overheert, op dit gezicht, mijn zin.
't Geheugen van mijn smart schijnt nu geheel verdwenen:
Een jaar afwezens heeft mij schier ene eeuw geschenen;
Ik treurde hopeloos om u, schier nacht en dag,
Mijn schone! Maar nu ik u weer aanschouwen mag,
Is al mijn leed verzoet: nu ik uw mond en kaken
Dus kussen mag.
krispijn
Katrijn, dat lijkt wel goed te smaken.
Dat wij het ook eens deên?
katrijn
Nou, heb je haast gedaan?
Mijn kuif raakt heelendal uit z'n fatsoen; laat staan.
karel
De smart, die 'k lijden moest, toen 'k niet bij u kon wezen,
450[regelnummer]
Wierd merkelijk verzwaard, doordien ik was vol vrezen,
Dat in dien tussentijd uw min verkoelen zou,
Of dat ge een ander zoudt opdragen uwe trouw.
Vergeef 't mij, zo die vrees u kon verongelijken;
Gij gaaft mij van uw trouw ontwijfelbare blijken,
En uw standvastigheid was mij genoeg bewust;
Maar Liefde gunt het hart, dat zij regeert, geen rust:
Zij pijnigt ons gestaâg met ijdele gedachten.
't Verstand gebruikt vergeefs daartegen al zijn krachten.
krispijn
Was je ook niet bang, Katrijn, dat ik je nou misschien
460[regelnummer]
Vergat?
| |
[pagina 42]
| |
katrijn
Ja toch: kan jij dat aan mijn neus niet zien?
karel
En, schoon gij mij voorheen getrouwheid hebt gezworen,
Laat me, uit uw lieven mond, die woorden nog eens horen:
Zeg mij nog eens, dat u de min getroffen heeft,
En dat uw Karel steeds in uwen boezem leeft.
izabel
Helaas!
karel
Gij zucht, mijn lief! Wat moet ik hiervan denken?
izabel
Het ergste.
karel
Hoe!
izabel
Ik kan aan u mijn hart niet schenken.
karel
Wat zegt gij? Heb ik mij dan zonder grond gevleid,
En steunde ik vruchteloos op uw standvastigheid?
Zijt gij het, wrede, die mijn beeld in uwe zinnen
470[regelnummer]
Bewaren zoudt, die nooit een ander zoudt beminnen?
Verflauwt die gloed zo haast? Dan kende ik u niet wel.
izabel
Geloof zulks, en vergeet voortaan uwe Izabel.
Beschuldig mij, dat ik u valslijk heb bedrogen.
Vaar voort. Sla geen geloof, aan't geen gij in mijne ogen
Geschreven ziet. Zeg, dat ik u niet meer bemin.
Noem mij verraderes, en ban mij uit uw zin.
Denk niet, dat ik om u, met zo veel zwarigheden,
Met zo veel zorgen strijde, en daaglijks heb gestreden.
Denk niet, dat ik om u zo menig droeven nacht,
480[regelnummer]
Zo menig droeven dag met smart heb doorgebracht.
| |
[pagina 43]
| |
karel
Ach! Liefste weerhelft van mijn ziel, lust van mijn leven,
Hou op! Heb ik u tot misnoegen reên gegeven,
Zo wijt zulks aan de drift van mijn verliefden zin,
En scheld die misdaad kwijt aan de overmaat van min.
izabel
Helaas! Mijn Karel, kost ik 't schikken naar mijn wensen,
Wij waren beiden de gelukkigsten der mensen.
Maar ach! Al wat ik kan is klagen, anders niet.
Mijn vader draagt alleen de schuld van mijn verdriet:
Hij wil mij dwingen, van twee Ezels een te kiezen
490[regelnummer]
Tot echtgenoot; maar 'k zal het leven eer verliezen.
Stel u hierop gerust, dat nooit een ander mij,
(Het ga ook hoe het ga,) bezitten zal, dan gij.
Maar ach! Wat kranke troost, mijn waardste, voor ons beiden,
Wijl ik voor eeuwig toch van u moet zijn gescheiden.
Mijn vader zal, zo 'k hem in zijnen wil weerstreef,
Niet dulden, dat 'k de hand aan enig bruigom geef.
karel
Schep moed, mijn lief! 't Verloop des tijds kan vele zaken,
Hoe onwaarschijnlijk ook, nochtans gebeurlijk maken.
Eens vaders gramschap kan niet eeuwig duren, neen.
500[regelnummer]
Dies matig uwe vrees en luister naar mijn reên:
De tijd gaf menigmaal 't geen niemand ooit dorst hopen.
Ook is al onze kans tot nog toe niet verlopen.
Krispijn, mijn dienaar, op veel vonden afgerecht,Ga naar voetnoot1)
Heeft meer bekwaamheid, dan men doorgaans in een knecht
Bespeurt; hij zal nog wel iets weten te verzinnen,
Hetgeen ons redden kan.
izabel
Wat wilt gij dan beginnen?
| |
[pagina 44]
| |
karel
Tenminsten niets, dat u mishaagt. - Krispijn, Krispijn!
Hoe! Hoort gij niet?
krispijn
Mijn heer, ik was daar met Katrijn
Zo wat aan 't praten; dat belette me u te horen:
510[regelnummer]
Een minnaar heeft alleen voor zijn meestres maar oren;
Dat weet je.
karel
Zijt gij ook een minnaar?
krispijn
Ja, wel hoe?
Of komt die eernaam u allenig dan maar toe?
karel
Geluk er mee, als 't Heer Krispijn zo kan behagen.
Maar luister nu naar mij; ik heb u iets te vragen.
krispijn
'k Ben tot uw dienst, mijn Heer.
karel
Gij weet de omstandigheên
Van mijne liefde, en wat ik daarom heb geleên;
Gij zeide flusGa naar voetnoot1) ook, dat ik mij niet meer moest kwellen;
Dat gij wel middel wist, om iets in 't werk te stellen,
Tot heling van mijn smart: blijft gij nu bij uw woord?
krispijn
520[regelnummer]
Mijn Heer, ik sprak dan mis, of gij hebt mis gehoord.
Ik weet niet dat ik dat gezeid heb.
karel
Is het scheren?Ga naar voetnoot2)
| |
[pagina 45]
| |
krispijn
Geloof je't niet? Ziedaar, ik wil er wel op zweren.
karel
Hebt gij me niet beloofd, dat gij mij door een list
Zoudt helpen?
krispijn
Ja, maar 'k zei er bij, dat ik niet wist,
Of 't lukken zou of niet. Ik wil het wel eens wagen;
Beloof mij slechts, dat ge u van mij niet zult beklagen,
Indien het mist.
karel
O neen, daar kunt gij vast op gaan.Ga naar voetnoot1)
Maar zeg ons nu, wat gij ontworpen hebt.
krispijn
Welaan.
Zoudt gij mijn goed beleid niet hooglijk dankbaar wezen,
530[regelnummer]
Zo ik bewerkte, dat gij daaglijks, zonder vrezen,
Uw minnares, zelfs in haars vaders huis kost zien,
En spreken naar uw zin? Ja, dat gij zelfs, indien
't U lustte, een ruimen tijd bij haar in huis kost wonen?
izabel
Hoe is dat mogelijk, Krispijn?
krispijn
Ik zal 't u tonen,
Mejuffrouw, neemt gij slechts genoegen in mijn raad.
Wij moeten voor een wijl verwisselen van staat.Ga naar voetnoot2)
Mijn Heer moet nu mijn knecht, en ik het Heerschap wezen.
Stel voorts de zaak aan mij, en staak uw verder vrezen.
karel
Maar geef ons meerder licht; uw zeggen klemt nog niet.
| |
[pagina 46]
| |
krispijn
540[regelnummer]
Dat 's waar, mijn Heer, maar gij begrijpt niet waar 't op ziet.
Een doctorale rok, gehangen om dees leden,
Bevrijdt u met een snap van alle zwarigheden:
Wilt gij dan voor mijn knecht, of liever leerling, gaan,Ga naar voetnoot1)
Zo hoop ik, dat gij haast uw wens zult zien voldaan.
katrijn
Jij Dokter? Wel Krispijn, hoe keun je 't ook verzinnen?
Maar zie wel voor je, snaak, wat of je gaat beginnen.
krispijn
Och meid! Dat's niemendal: 'k ben daar niet voor bevreesd;
Ik ben een jaar of vier komediant geweest,
En dat 's genoeg gezeid. 'k Zal zo veel wind wel maken,
550[regelnummer]
Dat Heer Anzelmus bei zijne oren zullen kraken.
karel
Maar zeg, Krispijn, ik vat uw mening nog niet wel.
Hoe raken wij in huis dan bij mijne Izabel?
krispijn
'k Zal Heer Anzelmus met vergulde praatjes paaien;
Laat mij betijen, Heer; ik zal het zo wel draaien,
Dat hij ons zelfs zijn huis tot een verblijfplaats biedt.
karel
Maar, zo dit alles nu gelukt, nog zie ik niet,
Hoe dit den toeleg van Anzelmus om kan stoten.
krispijn
Jij woudt wel hebben, dat het schip terstond ging vloten.
'k Moet zeggen, dat gij wel heel ongeduldig zijt.
(zeer hoogdravende)
560[regelnummer]
‘Een krijgsman wint genoeg, al wint hij niet dan tijd’.Ga naar voetnoot2)
| |
[pagina 47]
| |
Als we eerst maar zo ver zijn, dan hebt gij niet te schromen:
Dan weer maatregelen naar eis des tijds genomen.
Wij zullen snoeven van ons hoge wetenschap;
'k Zal zeggen dat ik ben een Dokter met de kap:Ga naar voetnoot1)
De kap zal hem zo fraai wel klinken in zijne oren,
Dat hij ons hoger acht als de andere Doctoren.
'k Zal tot de wolken toe verheffen uw verstand;
Licht biedt hij u vanzelf dan wel zijn dochters hand.
karel
Wat dunkt mijn lief? Vindt gij in dat ontwerp behagen?
izabel
570[regelnummer]
Dewijl 't het enigste is, zo kan men 't wel eens wagen:
Misschien gelukt het; 't komt mij niet onmooglijk voor.
karel
Wel nu, Krispijn, ik promoveer u tot Doctoor,
Mits dat ge u zult naar eis dier waardigheid gedragen.
krispijn
Zo goed, als iemand dat gedaan heeft van zijn dagen.
't Is de eerste maal niet van mijn leven, dat ik daar
Voor speel; ik ben er niet eens bang voor, had ik maar
Een rok.
karel
Ik zal u al den toestel wel beschikken.Ga naar voetnoot2)
Wij zullen alles eerst nog eens wat nader wikken.
izabel
Doet zo, en legt uw zaak toch op 't voorzichtigst aan;
580[regelnummer]
Maar spilt vooral geen tijd. Vaarwel, mijn Heer; wij gaan.
karel
Hoe! Gaat gij reeds, mijn schone?
| |
[pagina 48]
| |
izabel
O ja! Ik moet vertrekken.
't Was omgekomen,Ga naar voetnoot1) zo men ons hier kwam te ontdekken.
Vaarwel!
karel
Vaarwel! Mijn lief: 'k zie u haast weer, zo 'k hoop.
krispijn
Vaarwel, mijn suikre Kaat!
katrijn
Vaarwel, heer Filisoop!
| |
Derde toneel
karel, krispijn
karel
Maar 't is een hachlijk stuk, Krispijn, naar mijn gedachten.
Ik durf er nauwlijks een goede uitkomst van verwachten.
krispijn
Wij zullen 't wagen: lukt het niet, wat zwarigheid?
Dan zijn we nog zo ver als nu.
karel
Recht uitgezeid:
Ik weet wel dat men u de tong niet licht zal snoeren,
590[regelnummer]
Maar 'k 'loof toch dat gij dit niet uit zult kunnen voeren.
krispijn
Waarom niet?
karel
Weet gij wel, als gij geleerd wilt zijn,
Dat gij uw reden moet doorspekken met Latijn?
| |
[pagina 49]
| |
krispijn
Wel ja.
karel
Kunt gij dat doen?
krispijn
Heel wel.
karel
Hoe kan dat wezen?
krispijn
Ik heb al meer Latijn, als jij wel denkt, gelezen.
karel
Hoe! Gij Latijn?
krispijn
Ja ik; ik heb hier in mijn zak
Een boek; bezie dat eens.
karel
Wel! Dat 's een almanak.
krispijn
Zo is het, maar 't bevat zeer veel geleerde zaken.
Magino leert mij hier pronosticatie maken,Ga naar voetnoot1)
Als Mars en Venus in conjunctie zijn,Ga naar voetnoot2) en wat
600[regelnummer]
Dies meer is. Zie, mijn Heer; let nu eens op dit blad:
Daar leest gij Gemini en Virgo,Ga naar voetnoot3) en de namen
Der twalef tekenen des Hemels al te zamen.
Wie al de namen, die in dit kleine boekje staan,
Maar op hun pas gebruikt, kan licht voor wijsgeer gaan.
| |
[pagina 50]
| |
karel
Gij zoudt er op die wijs nog wat van kunnen maken.
'k Verlang al, om te zien hoe gij er door zult raken.
krispijn
Daar is geen zwarigheid, mijn Heer: den stouten biedt
Fortuin altijd de hand, maar suffers helpt ze niet.
Ook ken ik rollen uit komediën van buiten:
610[regelnummer]
Op zulke wapenen zal veel af kunnen stuiten.
Den Pedagoog in de Verloore SchildwachtGa naar voetnoot1) weet
Ik woord voor woord; daar is Latijn in, bij de vleet.
Begeer je blijk, hoor toe: Homerus, Periander,
Cleobul, Lysias, Faleer, Anaximander,
Lycurgus, Therameen...!Ga naar voetnoot2)
karel
Hou op! Gij schreeuwt mij doof.
krispijn
Wat dunkt je? Is dat niet als een heel groot filosoof
Geredeneerd?
karel
Krispijn, 't gaat boven mijn verwachten.
krispijn
Maar inderdaad, zijn 't geen verhevene gedachten?
karel
't Zal heel wel gaan.
krispijn
O! Wie komediant geweest
620[regelnummer]
Is, zoals ik, staat van zijn leven niet bedeesd.
karel
Maar waarom zijt gij bij dat ambacht niet gebleven?
| |
[pagina 51]
| |
krispijn
Omdat het veel belooft, maar zelden veel zal geven.
Maar 'k zie daar twee van mijn confraters.Ga naar voetnoot1) Gaan wij heen,
Mijn Heer, opdat wij ons ten spoedigste verkleên?
karel
'k Weet nog niet recht, hoe we aan de kleren zullen raken.
krispijn
Koop ze op de voddenmarkt; wij zullen dat wel maken.
| |
Vierde toneel
zemelknooper, revelaar
zemelknooper
Gij stelt u dan gelijk met mij, Heer Revelaar?
En durft mij mijne bruid ontvrijen? 'k Vind het raar.
Mij dus te honen, en mijne ongunst niet te schromen?
630[regelnummer]
'k Begrijp niet hoe gij tot die stoutheid zijt gekomen.
revelaar
Hoe zo?
zemelknooper
Omdat gij maar een naamgeleerdeGa naar voetnoot2) zijt,
Die eeuwig blokt, en met uw eindeloze vlijt
Niets vordert.
revelaar
Ik beken 't; ik ben niet van dezulken,
Die zonder onderscheid slechts in den wind wat bulken.
Ik ben de man niet, om te spreken van een stuk,Ga naar voetnoot3)
Waarvan 'k geen denkbeeld heb; 'k ben, tot mijn ongeluk,
Zo vlug niet: 'k moet een zaak van allen kant bekijken,
Eer ik daarover kan een bondig oordeel strijken.
| |
[pagina 52]
| |
zemelknooper
Gij zijt de rechte met uw bondig oordeel. Gij?
640[regelnummer]
Loop, jongen! Leer nog eerst de Logica van mij.
Een beunhaas, die nooit leerde in forma disputeren,Ga naar voetnoot1)
Geen syllogismus kan in barbara formeren,Ga naar voetnoot2)
Maar met vier termen ons gestadig lelt aan 't oor,
Wil nu mee doorgaan voor een hooggeleerd Doctoor.
revelaar
Die eernaam komt mij toe.
zemelknooper
Gij, gij argumenteren?
Gij, sukkel? Ga nog eerst die kunst een jaartje leren,
In 't Jezuïetenschool; indien gij daar eens kwaamt,
De domste leerling maakte u zekerlijk beschaamd.
revelaar
Dat zij zo 't wil: ik merk, gij wordt door nijd gedreven:
650[regelnummer]
Maar als ik op mijn beurt u ook eens raad zal geven,
Zo rade ik u, dat gij 't Latijn wat beter leert:
Gij spreekt het jammerlijk, en schrijft het gans verkeerd.
zemelknooper
Wie leert u tegen mij zo oneerbiedig spreken?
Maar 'k zweer, dat dit bestaan u bitter op zal breken:
Want, treedt gij, zoals laatst, weer met mij in geschil,
Ik disputeer u dood.
revelaar
Dat raakt mij niet: ik wil
Nog staande houden, wat ik toenmaals dorst beweren.
| |
[pagina 53]
| |
zemelknooper
Wat? Dat er in de maan geen volk woont? 'k Wil wel zweren,
Dat al, wie dit ontkent, geen man is van verstand.
revelaar
660[regelnummer]
Indien dit waar is, is 't voor u te groter schand,
Dat ge u vastzetten liet.
zemelknooper
'k Moet me over u erbermen.
Gij zoudt mij, door een syllogismus van vier termen,
Vastzetten? Arme bloed! Waar is dat ooit gehoord?
revelaar
't Waar' wis gebeurd, waart gij gebleven bij uw woord.
Maar eerst een argument geheel te concederen,Ga naar voetnoot1)
Dan te herroepen, maakt gemaklijk disputeren.
zemelknooper
Uw laffe wartaal is mij nauwlijks antwoord waard.
revelaar
Gij doet dan allerbest, zo gij die moeite spaart.
| |
Vijfde toneel
anzelmus, izabel, zemelknooper, revelaar, katrijn
anzelmus
Neen, Izabel, ik lij geen langer tegenstreven;
670[regelnummer]
Kies, wien van beiden gij als bruid de hand wilt geven.
izabel
Maar Vader, wilt gij mij dan, tegen dank, een man
Opdringen, dien ik nu noch nooit beminnen kan?
| |
[pagina 54]
| |
anzelmus
Gij weet uw best niet: kom, hier helpt geen tegenpraten.
Doe maar de keur, want al dat sam'len zal niet baten.
(tegen de Doctoren)
'k Ben blij, mijn Heren, dat ik u te zamen vind.
'k Weet dat mijn dochter van u beiden wordt bemind;
Dien zij nu meest van twee bemint, mag met haar paren:
Ik geef haar keur; zij heeft zich nu maar te verklaren.
zemelknooper
Mejuffrouw, schoon mijn hoop op goede gronden steunt,
revelaar
(te gelijk)
680[regelnummer]
Schoon ik niet denk, Juffrouw, dat ge aan zijn min u kreunt,
zemelknooper
En gij de keuze in 't minst niet kunt in twijfel trekken...
revelaar
(te gelijk)
En ik zijn vonnis in uw ogen kan ontdekken...
zemelknooper
Men zingt wel t'saam, maar 't kan in 't spreken zo niet gaan,
Confrater Revelaar; wacht tot ik heb gedaan.
revelaar
Wat heerst gij over mij, o harsenloze twister?
Ik voer, zo wel als gij, den titel van Magister.Ga naar voetnoot1)
zemelknooper
Ik heb dien al gevoerd, eer gij 't Latijn verstond.
| |
[pagina 55]
| |
revelaar
'k Heb nimmer goed Latijn gehoord uit uwen mond;
Ik wijk u niet een voet: maar wilt gij de eerste wezen,
690[regelnummer]
Ik gun u dat. 'k Heb bij Ovidius gelezen,
Dat Ajax eerst sprak, in 't geding 't welk hij verloor:
Dies acht ik 't veiligst, u te volgen; ga maar voor.
zemelknooper
Mejuffrouw, wijl de Min, die huisvest in uwe ogen,
Vandaar, ik weet niet hoe, is in mijn borst gevlogen,
Zo neem niet kwalijk, dat ik u te kennen geev'
Den droeven staat, waarin ik om uw liefde leef.
Ik ben lijfeigen van de Min; of, om te spreken
In duidelijker taal: mijn wijsheid is geweken,
Op 't naad'ren van de Min; de causa movensGa naar voetnoot1) is
700[regelnummer]
Uw schoonheid, zo ik mij niet grovelijk vergis.
Door zulk een Liefde, die uit schoonheid wierd geboren,
Heeft Herkules weleer zijn mannenmoed verloren;
Voor zulk een Liefde week de strengheid van Jupijn,Ga naar voetnoot2)
Zodat zij inderdaad al schriklijk sterk moet zijn.
Dit denkende, moet ik der Ouden wijsheid roemen:
Let op hun schranderheid, Mejuffrouw: Liefde noemen
Zij Amor; als gij nu dit woord van acht'ren leest,
Is 't Roma; en, gij weet, die stad is sterk geweest.
Dit anagrammaGa naar voetnoot3) kan ons duidelijk bewijzen,
710[regelnummer]
Hoe hoog het groot vernuft der Ouden zij te prijzen.
Maar de explicatie is niet makkelijk te raân,
Waar eigenlijk de kracht der Liefde in mag bestaan.
De kenners der Natuur zijn doorgaans van gedachten,
En wel met reden, dat men tweederleie krachten
Moet stellen: levendige en dode. Dies is 't wis,
Dat ook de kracht der Liefde òf dood, òf levende is.
Als ik bewezen heb, dat zij niet dood is, leeft ze.
Ik redeneer dan dus: indien zij dood is, heeft ze
| |
[pagina 56]
| |
't Vermogen geenszins van vermenigvuldiging.
720[regelnummer]
Voorts: atqui, ergo.Ga naar voetnoot1) Dit 's de zaak waarop ik dring.
Negeert gij nu de consequentia majoris,Ga naar voetnoot2)
Zo valt mijn argument; maar 'k antwoord categorisch,Ga naar voetnoot3)
Dat zulks niet mag geschiên, omdat...
izabel
Van al die praat,
Die vrij wat duister is, zo ze al op voeten staat,
Versta ik niets; ik heb daar ook niet mee te maken;
Wees maar zo goed, om die verhandeling te staken,
Want zij verveelt mij al.
revelaar
Zij hangt ook, als droog zand,
Aaneen: geen wonder, dat ze een Juffrouw van verstand
Niet kan voldoen.
zemelknooper
Wel, wat hebt gij er op te zeggen?
730[regelnummer]
Of weet gij 't stuk dan met meer klaarheid uit te leggen?
revelaar
Ik zou beschaamd staan, zo 'k daartoe niet was in staat.
zemelknooper
Neem dan de moeite, dat gij 't ons eens horen laat.
revelaar
Zulks waar' mij licht te doen, wist ik niet van te voren,
Dat u 't geduld ontbreekt, om anderen te horen.
anzelmus
Mijn Heren, staakt dees twist, die maar verwijdering
Veroorzaakt. Ei! Ik bid, verdraagt u onderling.
Kom, Dochter, kies een man; gij moogt niet langer marren;
't Schijnt, of gij voorhebt, mijn geduld zo wat te sarren.
| |
[pagina 57]
| |
izabel
Verkiezen kan ik niet; zij hebben beiden mij,
740[regelnummer]
Door hunne schranderheid in deze vrijerij,
Zo wel behaagd, dat ik onmooglijk kan bepalen,
Wie hier den prijs verdient: dit doet mij zo lang dralen.
anzelmus
Dat zijn maar praatjes voor de vaak. Neen, Izabel,
Het hapert daar niet aan: ik ken u al te wel.
Maar 'k zeg nog eens: 't is uit; 'k wil geen meer tijd verliezen.
Verkies dan, Kleuter! Of ik zal er zelf een kiezen.
izabel
Ik bid u, Vader, neem tot morgen slechts geduld.
'k Beloof u, dat gij mijn besluit dan weten zult.
anzelmus
Belooft gij dat?
izabel
O ja.
anzelmus
Gij moest uw woord ook houwen.
izabel
750[regelnummer]
Op mijne oprechtheid dorst ge u altijd wel vertrouwen.
anzelmus
Gij hoort het voorstel, 't welk mijn dochter mij daar doet,
Mijne Heren; is het ook naar uw gedachten goed?
revelaar
Wie niet besluit, dan na langdurig overwegen,
Doet wijselijk; daarom heb ik er gans niet tegen.
zemelknooper
Indien het wezen moet, ik ben er mee tevreên,
Ondanks mijn ongeduld. Vaarwel dan, ik ga heen.
| |
[pagina 58]
| |
'k Zal mid'lerwijlen nog drie folianten lezen,
En denk, in korten tijd hier al weerom te wezen.
revelaar
(tegen Anzelmus)
Ik denk ook, dat gij mijn belofte nog wel weet,
760[regelnummer]
Mijn Heer; het boek is nu op de opdracht na gereed.
| |
Zesde toneel
anzelmus, izabel, katrijn
katrijn
O jeminie! Die tekst kon eerst diepzinnig heten.
Nou, ik moet zeggen, dat geleerde lui wat weten.
Mijn lieve Juffrouw! Wat zel jij gelukkig zijn!
Hoe zellen de oren jou nog tuiten van Latijn!
Dat zel een pret zijn. Wel, waar kan een mens toe komen.
Wat zel je nacht en dag al van geleerdheid dromen.
'k Ben waarlijk wat jaloers, en, als ik 't zeggen mag,
Ik zou me niet beraân, zo 'k mij dus vrijen zag.
Als jij den een nu trouwt, kon ik dan d'ander krijgen,
770[regelnummer]
Zo waren we allebei geholpen.
anzelmus
Zult gij zwijgen,
Of niet? Hoe zal 't hier zijn?
katrijn
Mijn Heer, word toch niet kwaad.
Het schort aan mijn verstand, zo 'k na je zin niet praat.
Ik had wel voor, om jou nog 't een en 't aâr te vragen,
Maar 'k vreesde, dat je dat nog minder zou behagen:
Ik vroeg u anders, of een vader, die zijn kind
Een huw'lijk opdringt met een man, dien zij niet mint,
Den naam van vader wel verdient, na jouw gedachten?
Maar nou je kwaad wordt, zel ik mij daar wel voor wachten.
anzelmus
Hebt gij dan al 't ontzag vergeten, stoute prij,
780[regelnummer]
Dat gij zo onbeschaamd durft spreken tegens mij?
| |
[pagina 59]
| |
katrijn
Nou, nou, mijn Heer! Bedaar; ik zei 't maar in 't voorbijgaan.
anzelmus
Gij denkt, geloof ik, dat u alle dingen vrijstaan.
Gij zijt een snapster.
katrijn
Dat is voor een meid geen schand.
anzelmus
Veel spreken is geen kunst, maar spreken met verstand;
Dit wist Pythagoras, die zulke gladde tongen,
In zijn wijsgerig School, zo geestig heeft bedwongen.
katrijn
Hoe deed hij dat, mijn Heer?
anzelmus
Een leerling mocht aldaar
Niet spreken, in den tijd van de eerste zeven jaar.
katrijn
En was die vent niet gek? Dat, dunkt mij, mag ik vragen.
anzelmus
790[regelnummer]
Wat zegt gij daar? O feeks! Dat zult gij u beklagen.
Pythagoras een gek? Een gek? Pythagoras?
Die in zijn levenstijd de grootste wijsgeer was!
Ja wel, ik kan van mijne ontsteltnis niet bedaren.
Een wijsgeer, die misschien meer dan drieduizend jaren
Is dood geweest, den naam van gek te geven? Kan
Ik dat verdragen met geduld? Zo'n heilig man!
katrijn
't Was uit onwetendheid, indien ik heb misdreven,
Niet uit een kwaaie wil: je moet mij dat vergeven.
Ik wist niet, dat de man zo lang was dood geweest.
| |
[pagina 60]
| |
izabel
800[regelnummer]
Papa, vergeef het haar; zij is wat vlug van geest,
En overdenkt somtijds niet lang genoeg haar woorden.
anzelmus
Indien zij 't staande houdt, zo zal ik haar vermoorden.
katrijn
Begin dat niet, mijn Heer; 'k beloof u eens voor al,
Dat ik, wien gij maar wilt, verstandig noemen zal,
Zelfs tot de vrijers van je dochter toe.
anzelmus
Mijn zinnen
Bedaren weer; ik ga een weinigje naar binnen.
Nu, Izabel, gij weet wat gij mij hebt beloofd:
Doe, als 't betaamt, uw plicht, en toon mij geen kwaad hoofd.
| |
Zevende toneel
izabel, katrijn
katrijn
Ja, paai, dat zel wel gaan: ga jij maar stiltjes henen.
810[regelnummer]
We zellen jou die kool wel stoven, zou ik menen.
izabel
't Is vremd, dat wij nog niets vernemen van Krispijn.
'k Zou zeggen, dat hij nu bijkans gereed kon zijn.
katrijn
Het wachten baart altijd verdriet: stel u tevreden.
Zij zullen zekerlijk wel alle vlijt besteden;
Maar mooglijk hebben ze de kleren zo terstond
Niet bij malkaâr.
izabel
Welnu, dat is niet ongegrond.
Maar hebt gij moed, dat hun dees aanslag zal gelukken?
| |
[pagina 61]
| |
katrijn
Men weet het niet, Juffrouw; Fortuin heeft rare nukken;
Ik hoop het best', maar zo 't nu eens ter ergste viel,
820[regelnummer]
Zoudt gij dan een Doctoor...?
izabel
Ei, pijnig toch mijn ziel
Met zulke vragen niet. Moet ik mijn Karel derven,
'k Zal, eer 'k een ander kies, veeleer van hartzeer sterven.
katrijn
Gij zoudt u mogelijk wel driemaal nog beraân,
Geloof ik.
izabel
Spot niet meer, Katrijn; kom, laat ons gaan.
EINDE VAN HET TWEEDE BEDRIJF |
|