Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Pronkje van dees Maagden.AAn een rouwig harte
Toon ô Heer genaden,
Dat lijt zware smerte
Over zijn misdaden;
Wilt dog niet versmaden
Een Ziel die schult bekent:
Mijn zugten // mijn dugten,
Mijn tranen, vermanen, u mijn ellent.
2. Door des Werelts zmeeken,
En des vyants raden,
Ben ik Heer geweeken
Van uw zoete paden,
En heel onberaden
Heb ik, die eerst was vry,
Niet schroomen // te komen
Door zonden, gebonden, in slaverny.
3. Duysent quaad' manieren,
Passien en zonden,
Nu mijn ziel regieren,
Die tot allen stonden,
| |
[pagina 88]
| |
Trekken als gebonden
My ongelukkig Mensch:
En reden // vertreden,
Als slaven, doen draven, naar hunnen wensch.
4. Heer gy zijt mijn Vader,
En ik uwen Zoone,
Hoewel ik misdader
Verre ben gaan woonen,
Wilt tog aan my toonen
Uw Vaderlijke zugt:
Uw oogen // wilt boogen,
Op 't harte, vol smarte, dat tot u vlugt.
5. Wilt de znoode banden
Die mijne arme Ziele
't Haarder groote schande,
Lang gebonden hiele,
Breeken en vernielen;
En kragt verleenen my,
Uw raden // en paden,
Uw deugden, met vreugden, te volgen bly.
6. Toont tog eens hoe magtig
Dat zijn uwe handen,
En uw hulpe kragtig
Tegen mijn vyanden;
Brengtse heel tot schande
Die mijn Ziel zoeken Heer:
'k Zal wesen // van vreesen
En klagen, ontslagen, door uw verweer.
7. Laat my u beminnen
Altijt zonder flauwen,
En in 't hart van binnen
U altijt behouwen;
| |
[pagina 89]
| |
Gy zijt mijn betrouwen,
Daar geheel mijn hoop op staat,
Mijn Voeder // Behoeder,
Weldader, en Vader, mijn toeverlaat.
|
|