Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Passemede, d'Anvers.O Schepper fier!
Hoe lustig is 't om wesen
Daar gy zijt gepresen
Van d'Engelen in den Throon!
Wilt ons dog hier
Van alle druk genesen,
Heere uytgelesen,
Geeft namaals zulken loon;
Dat ik uw aanschijn mag aanschouwen,
En uw geboden onderhouwen:
Heer Jesu zoet,, geeft ons dat eeuwig goet.
Wie zou die vreugt
En blijschap konnen schrijven,
Die zy daar bedrijven,
In Zions sonne pleyn?
En zijn verheugt,
Om dat zy mogen blijven,
En altijt beklijven
By 't Lam Gods zuyver reyn;
't Lammeken Gods doet op ten thoone
Den Boek met zeven zeg'len schoone:
Heer Jesu zoet,, geeft ons dat eeuwig goet.
Dees Stad eerbaar
Is zeer schoon boven maten,
Aanmerkt, want haar straten
Zijn van fijn gout planteyt;
d' Engelen daar
Met gulde Wierook-vaten,
Loven zonder laten
Tot in der eeuwigheyt,
| |
[pagina 90]
| |
En prijsen God van Hemelrijke,
Met zoete Lof-sang en Musijke;
Heer Jesu zoet,, geeft ons dat eeuwig goet.
Die duyst're nagt
Ziet men daar niet regneren,
Altijt triumpheren
Gods Vrienden klaar en schoon:
Met groote kragt,
Ziet mense jubileeren,
En zonder cesseeren,
Zingen met zoeten toon:
Daaren gebreekt nog Son nog Mane:
Nog ander ligt by haar te sfane:
Heer Jesu zoet,, geeft ons dat eeuwig goet.
Prince minjoot,
Wilt u met vlijt opmaken,
Bidden ende waken,
Op dese vreugt dog let:
Kleyn ende groot,
Na dese Stad wilt haken;
Die daar in geraken
Moeten zijn onbesmet:
Zy zijn gekleet met witte Zijde,
Loven den Heer met harten blijde.
Heer Jesu zoet,, geeft ons dat eeuwig goet.
|
|