Passi, Paesch, en Pinxter gezangen(1720)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijNevens de vyfthien mysterien van het Roosen-kransje mitsgaders stichtelijke wereltsche liedekens Vorige Volgende Paesch-liedt. Wort nu gesongen soet en schoon, Waer dat ik ben, of waer ik ga, Mijn Ziel die zingt Alleluja. Met groote vreugden in den geest, In dese Feest van Paesschen meest, Dan hoort men zingen vroeg en spa, Het blijde Lied Alleluja. Dit is den grooten blijden Dag, Die David in den geest voorzag, Singt nu met vreugd, soo ik u na, Het blijde Lied Alleluja. Hemel en Aerden zijn verheugt, De Heylige Kerk, die maekt ook vreugt, Men hoort haer zingen, voor en na, Het blijde Lied Alleluja. [pagina 101] [p. 101] Want onsen Heer, en Koning reyn, Die nu Verreesen is certijn, Sijn bitteren Dood, komt ons te sta, Dus zingen wy Alleluja. De Doodt heeft hy verwonnen siet, Des Duyvels magt gebragt tot niet, Die saeten in der dooden scha, Die zingen nu Alleluja. Hier boven in des Hemels Troon, Daer zingt men ongemeen en schoon, Met soeten stem en Musika, Het blijde Lied Alleluja. Wy die hier op der Aerden zijn, Leeden van Christus Lighaem fijn, Met vreugden zingen wy hier na, Het blijde Lied Alleluja. Lof zy dat zuyver Lam Godts soet, Dat ons verlost heeft door zijn Bloed, En op-geregt heeft onse scha, Dus zingen wy Alleluja. Gloria zingt den Heeren fris, Die van der Doodt verreesen is, Hem dancken wy voor zijn gena, Met desen zang Alleluja. Vorige Volgende