Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1720)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijNevens de vyfthien mysterien van het Roosen-kransje mitsgaders stichtelijke wereltsche liedekens
Stemme: Devote herten.
KOmt al tot Jesum die zijt beladen,
Gaet met u kruysken in zijnen Hof,
Daer sult gy leeren door zijn genaden.
In al u lijden hem singen lof.
Het hooft van Jesus betuynt met dooren,
Is uwen lust-hof in smert, en pijn,
Dat uwe sonden alsoo doorbooren,
All’ u tormenten niet grooter zijn.
Hoort hem u nooden: Mijn deur is open,
Komt ô mijne Duyve vlugt in mijn hert,
Met eene Lancy voor u doorlopen,
Niet meerder wesen kan al u smert.
Plukt met zijn Moeder aen ’t Kruys gevonden
Die Granadilie, die presenteert,
U d’ instrumenten van al zijn wonden,
Geen meerder droef heyt u hert passeert.
Met de Propheten plukt Tydeloosen,
Van zijne goetheyt in zijn leedt,
Dat hem aendeden om u de boosen,
Geen mensche wesen kan u soo wreedt.
| |
[pagina 10]
| |
Met zijn Apostels plukt met verlangen,
Van hem te dienen de Sonne blom,
Voor u is hy aen het Kruys gehangen,
Volgt met u Kruysken den Bruydegom.
Met zijn Discipels leest Violetten,
Van zijn verheven Ootmoedigheyt,
Gelijk een wormken hem laet verpleten,
Geen zwaerder kruyssen zijn u bereyt.
Met zijn Doktooren, en Martelaren,
Plukt in zijn doornen de Lauwer-kroon,
Wilt door het lijden u ziel bewaeren,
Met Sinte Steven siet na den loon.
De Tulpen van al zijne deugden,
Plukt in zijn leven en zwaeren strijd,
Met zijn Belijders, die haer verheugden,
In alle siekten die gy nu lijdt.
Plukt met Sint Agnes, en al zijn Maegden,
De witte Lely van Suyverheyt,
Die ook zijn Moeder, en hem behaegden,
Die by de Leleyen zijn Schaepjes weyt.
Met Magdalena wilt hier vergaren,
Sijn roode roosjens, de druppels root,
Die uyt zijn wonden haer openbaren,
Omhelst u Kruysken ook tot de dood.
Met dese Bloemen laet uyt zijn oogen,
Op u neer-dalen den soeten douw,
Hy sal u tranen daer naer af droogen,
En dan verblijden naer berouw.
|
|