Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Flucx op de been.KOmt kinders helpt, na d' oude Zeden,
Vieren den Feest-dag van Sinter Claas,
Ter goe gedagt van't geen hy dede
Doen hy nog leefden op dese plaats;
Den Vrient van God, en den Knegt des Heeren:
Komt die God bemint,
En die deugt besint,
Zoekt hier de deugt, en tragt dat gyse vint.
Ons zeggen de zeekerst' getuygen
Dat Niclaas van d' eerste Iaren af,
't Christen vasten beoeffend' in t zuygen,
| |
[pagina 81]
| |
Over zijn teere Leedjens te straf;
Want ziet het Lam, 't welk andere tijden
Heel zijn voetsel nam,
Zoog maar eens de mam.
Zoo dik den Woensdag en den Vrydag quam.
Wilje nog van dit Ligt meer hooren?
Wilt u verbind' aan zijn Charitaat;
Om veel niet door hoer'ry verlooren
Zouden gaan, komt d' Eerbaarheyt te baat,
Smijt door de vensters gout ende zilver,
Om daar in dat huys,
Al 't opset onkuys
Te doen verdwijnen met het helsch gespuys.
Maar eylaas! hoe vergaan de tugten
Van die voor'ge tijden al-te-maal;
Op dat nog Weeuw, nog Wees zou zugten,
Was men in 't om-deylen heel reaal:
Maar nu wort de Schoen van Nigt en Neefjes,
Liberaal gevult;
En door groote schult,
Toont men aan't arme leven geen meedult.
Geeft kost en kleed'ren, alderhanden,
Geeft wol, geeft webb', aan die zijn in ly'
Ons Patroon zal niet ondankbaar wesen,
Sinte Nicolaas,
Zal voor broot, voor kaas,
Voor u verwerven 't Hemelsche zolaas.
O Heylig Man, Vader der Armen,
O vroom verlosser der g'vangen Lien!
Wilt ons uw Volk, en Lant ontfarmen,
En wilt ons milt uw trouw' hulpe bien;
Gelijk men u te Niceen zag plegen:
Op dat w' onbelaan,
Alle sout' af-staan,
En weerom treden in d' oude Heyrbaan.
|
|