Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Een eenig heb ik uytverkooren.MYn Ziel wilt lof zingen den Heere,
Voor zijn weldaden overgroot;
Want hy ons kundig maakt zijn Leere,
Om te ontgaan der Zielen dood:
Sint Willebroort,
Hy ons aan boort
| |
[pagina 66]
| |
Gesonden heeft alhier uyt Engelant,
Om ons te schenken zijn Liefden pant.
Sint Willebroort, &c.
Door duysterheyt van alle zonden,
En Heydens ongeloovigheyt,
Ons Vaderlant was tot den gronde,
Een nest des Zatans wel bereyt:
Men wist hier niet,
Wat God bediet;
Van Jesus Cristus, en van Godes Woort,
Van Sacramenten had men nooyt gehoort.
Men wist, &c.
Om dese nagt van hier te drijven
Heeft God een klare Zon gemaakt;
Op dat het Ligt by hem zou blijven,
Van jongs hem in zijn Hert geraakt;
Hy eel van bloet,
En rijk van goet,
En jong van jaren, heeft na Iesus raat,
Des werelts lusten, eer en goet versmaat.
Hy eel van, &c.
Heel van de werelt af-gescheyden,
Al in een Klooster heyliglijk,
Zijn jonge jeugt hy ging bereyden
Tot alle deugt', om 't Hemelrijk:
In zuyverheyt,
Ootmoedigheyt,
Met vast' en bidden heeft hy God ge-eert,
En ware Wijsheyt uyt zijn Wet geleert.
In zuyverheyt, &c.
Aldus bequaam, heeft hem den Heere
Gestelt op eenen Kandelaar,
De Heydenen Gods Woort te leere;
Zijn yver wiert daar openbaar:
Twalif getelt,
Zijn zy gestelt;
| |
[pagina 67]
| |
Als nieuw' Apostelen zijn zy gegaan,
En zeer ras tot Utregt gekomen aan.
Twalif getelt, &c.
Hier hebben zy Gods Woort gaan leere,
Gelijk zy 't hadden eerst gehoort,
Het Land rondsom breet ende veere
Door-wandelt met zeer goet accoort:
Met Teykenen, Miraculen,
Het volk met duysenden tot God bekeert,
En haar af-goden t' eenemaal ont-eert.
Met Teykenen, &c.
Maar om het fondament te eere
Dat Iesus met zijn eygen hant,
Van zijne Kerk en zijne Leere,
Op dese Werelt heeft geplant:
Op dat zy niet,
Met groot verdriet,
Vergeefs en zouden loopen in de baan:
Na Romen Willebrordus is gegaan.
Op dat zy, &c.
Aldaar heeft hem den Paus eerwaardig,
Die Sergius geheten was,
Aarts-bisschop van de Vriesen vaardig,
Geordineert al op dat pas:
En heeft hem weer,
Met grooter eer,
En magt gesonden na 't begonnen werk,
Om hier te timmeren zoo meenig Kerk.
En heeft hem, &c.
Dus heeft de Zon met magt gescheenen,
Verdreven alle duysterheyt;
Het heydendom is gants verdweenen,
Daar voor geplant de Christenheyt:
Tot Godes lof,
Een schoonen Hof,
| |
[pagina 68]
| |
Vol Roosen, Lelien, Bloemen playsant,
Is ras geworden heel ons Vaderlant.
Tot Godes, &c.
Weest gedagtig uwer Oversten, die u lieden Gepreekt hebben 't Woord Gods, der welker levens uytgang gy aanmerkende, volget Geloove. Hebr. 13. v. 7. |
|