Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Schoonste Bresilida.IK leg in groot torment,
Ik ben aan u bekent,
Uwen vrient en gebuur,
Verligt mijn pijn een uur;
Aanhoort mijn kermen, mijn geween,
Mijn droef bitter zugten,
Tusschen u genugten,
Of is u hert van steen?
Ey verquist zoo veel tijd
Zonder ymants profijt,
En verteert zo veel gelt
Dat nauw'lijks wert getelt:
Laat gy nog doen geen Offerhant
Voor Vader, of Moeder,
Vrient, Zuster, nog Broeder,
Die misschien om u brant?
| |
[pagina 63]
| |
Mog'lijk zult gy haast zijn
Ook in de zelfde pijn,
Ontfangen zulken maat
Als gy geeft metter daat:
Doet nu 't geen dan zal zijn uw wensch;
Wilt u nu erbermen,
Over 't droevig kermen
Van uwen even mensch.
Denkt eens wat men al lijdt,
Daar men niet en schelt quijt;
Daar't ook al komt te bert,
En niet vergeeten wert:
Wy zijn op de pijn-bank geleyt,
De deur is gesloten;
Og! vrienden, doet open,
Toont uw barmhertigheyt.
Begreept gy wel ons vyer
Gy haald' ons haast van hier;
In lijde groote pijn:
Ontfermt u over mijn;
Ik brand, ik brand; och! staat my by,
God zal het u loonen,
En ik zal ook toonen
Dat ik u danbaar zy.
|
|