Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Voyse: La Duchesse.KOmt ziet hier nu eens in't verschiet,
Een Prins, een Vorst, die in het werelts leven
Stichting heeft gegeven;
Nogtans d' Eere vliet:
In 't Keysers Hof bedient de hoogste Staten,
Met lof en roem regeert zijn Ondersaten;
Ging hy Iuffrouws besoeken,
Met een goet gemoet,
Quam eerst Gods hulp besoeken,
't Hayren Kleet aan-doet,
Om het prijkel te schouwen,
En zig alsoo te onthouwen
Van alle dertelheyt,
Daar toe geselschap leyt.
Ziet hoe Borgia de Deugt bemint,
Ook in de Iagt, sluyt zijn oogen, wilt derven,
't Gesigt versterven,
Als den Valk verwint:
Ziet hy de Vogels vegten en proy vernielen,
Zeyt, zoo strijt den duyvel om onse Zielen:
Door al des hemels ligten,
Borgias hert ontsloot,
Aan de Gods minne schigten,
Maakte hem devoot:
't Mosten zijn sterker handen
Om te breeken zoo veel banden,
Te maken een Iesuiet,
Van die men Hertog hiet.
Zoo haast Isabelle was doot,
Die schoon Princes, verrijkt met zoo veel gaven,
Eynd'lijk zou begraven,
En de kist ontsloot:
Een yder van de stank en schroom ging vlugten,
| |
[pagina 52]
| |
Borgia alleen bleef staan, en zeyd' met zugten:
Heer, kan ik nu verwerven
Uw hulp, 'k zal nooyt meer
Dienen een die kan sterven,
Maar u mijnen Heer.
Eerst stont den Vorst in't duyster,
Dees verandering gaf een luyster,
Als d' Prins stont in't verschiet,
Door deugt de glans geniet.
|
|