Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
Stemme: Courante Madame.IK zie een krijg een zoeten strijt,
Vol van respect, ygelijk is vermijt,
Geen ziekte dese Maagt en Genaakt,
D' Ouderdom haar niet en staakt,
De doot op d'oude manier,
En derft d' eed'le Ziel doen scheyden van hier:
Wie zal breeken den bant?
Een Goddelijke hant,
Of't Minne-vier.
Den alderhoogsten geeft bevel
Een Prins, een Vorst, den schoonen Gabriël
Boodschapt de Maagt haaren dag van rust,
Haar wensch, blijschap en wellust,
Haaren Zoon bied haar de hant,
Den Heyl'gen Geest een minne-pijl los brant,
Die treft haar in het hert;
Zoo sterft zy zonder smert,
Heel Triumphant.
Victory, de Maagt wert beloont,
Gods Moeder Hemels Keyserin gekroont;
En zy neemt dese magt en glory aan,
Om haar dienaars by te staan:
Geluk ô Koningin!
Omhelst uwen zeer grooten Benjamin;
Leeft eeuwelijk in vreugt,
Den Hemel prijst uw deugt,
O Keyserin.
Ik zie d'Engelen ten choor gaan,
Van den Hemel tot't graf maken een baan/
Zingen dees Maagt heeft zond' nog smet geërft,
Dat het vleesch niet en bederft;
Gy hebt genoet gevlot,
| |
[pagina 43]
| |
Zuyv're Arke neemt uw rust-plaats in God:
In d'uure van ons doot
Ontfangt ons in uw schoot,
Gunt ons dat lot.
|
|