Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Patientie is goet kruyt.PAtientie kruyt is goet men zeyt,
Wy moeten het wel vast gelooven,
't Is waar, 't is niet wijt uytgebreyt,
In alle menschen haar hooven;
Nogtans te deeg gepresen,
Zoo lang als wy hier zijn,
Te deser deugt moet wesen
Van yder mensch van mijn,
In u Laurenti;
| |
[pagina 40]
| |
Wanneer gy toonde, vroomer helt,
Op heeten kolen uw Patiency.
Als Laurens zag dat zijn goe-Vaar,
Sixtus ons heylig Paus van Romen,
Gevangen was, en van de schaar
Ter doot gevoert wiert, zonder schromen,
Zoo quam hy aan gevlogen
Met een beevende stem,
Met nat betraande oogen,
En sprak goets moets tot hem,
Met luyder keelen:
Zult gy mijn Heer, mijn eenig Vaar,
Zonder my u dus laten steelen.
O Vader! neemt uw Zoon dog mee;
Want zonder u kan ik niet leven,
't Zijn nu twee jaar ter Roomscher stee,
Dat ik mijn dienst u heb gegeven;
Ey toont dog meededogen
Aan my, uw minste knegt;
Want hoe zal ik dog mogen
Aansien dit groot onregt;
Laar ons niet scheyde;
Maar ik met u, en gy met my
Naar God-lant reysen alle beyde.
Stilt u dog Zoon, hebt goede moet,
Want grooter loon staat voor u open,
Ik ga een harde weg; maar zoet!
Gy moet een baan nog harder loopen;
Dus ziet eens na drie dagen,
Is 't niet een korten tijt?
Zult gy 't kruys mee na dragen:
Ik hoop immers met vlijt,
Tot u wensch rake.
| |
[pagina 41]
| |
Een harder Neut (vroom Kampioen)
Met sterker kiesen moeten kraken,
Maar God behoet ons, wat leyt hier!
Zeg is't ook wel een Salamander,
Die dus leyt uytgerekt op't vier?
Kijkt eens ter deeg: neen, 't is een ander,
Die op dit harde bedde,
Gestelt op brandent vier;
Wel hoe! ziet daar, ik wedde
't Is mensch, 't is reed'lijk dier:
Laurens beminner
Van dees tormenten, smert en pijn,
Van Rooster van Vuur verwinner.
Valeriaan! ô Keyser wreet!
Ik ben al half genoeg gebraden,
Keert om, tast toe, ik ben gereet,
Wild van't gebraat uw Maag versaden;
Want uwe Rooster harde,
Uw Yser en uw Staal
Is my een bedd', geen barde,
't Is zat, zoet altemaal:
Uw vuur'ge Koolen
Zijn voor Laurens Laurieren schoon,
Ook Palmen, Roosen en Fiolen.
O vuurig vlammig martelaar!
Verkrijgt ons dog dat wy hier kiesen,
Liever met u een uur het vuur
Als daar na eeuwig brandend' vriesen:
Verkrijgt ons dog uw liefde,
Geeft ons kloekmoedigheyt,
Waar door, zoo gy voorbriefde,
Wy mogen zijn bereyt,
Met zulk een gratie,
Dat wy daar na gelijk met u,
Ontgaan der Hellen tribulatie.
|
|