Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Weest Nimph gegroet.PEtrus Galileen, En Paulus Hebreen,
Wy vieren u beyd' op desen dag,
Eeren u t' zamen in een gesag:
Ons God is 't geweest,
Die door zijn geest,
Eerst heeft getrokken op deser aart,
Petrus van 't net, en Paulus van 't paart;
Zy hoorden Gods woorden,
En zijne Stem,
Zoo haast zy hem hoorden,
Zy volgden hem,
Zy leeren en preeken,
Gods wil met vlijt,
Dat heeft wel gebleeken
In haaren tijt.
Onsen Heer belooft,
Dat Petrus het Hooft
Van zijn Kerke zoud' blijven altijt,
Om van Zatans magt te zijn bevrijt;
En hy spreekt met een,
Gy zijt een steen
Daar ik mijn Kerke op bouwen zal;
Uw navolgers ik behouwen zal:
En Paulus bekeert strak,
In 't oogenblik,
Zoo haast onsen Heer sprak,
Krijgt hy een schrik:
De Heer sprak, waarom Vervolligt gy my?
En Paulus sprak wed'rom, Heer wat wilt gy?
Dese Mannen beyd',
Zijn door Gods geleyd',
| |
[pagina 33]
| |
Gaan preeken het woort des Heeren klaar,
Aan Heyd'nen en Ioden openbaar:
En zy gingen voort,
Van 't een tot 't ander oort,
Bekeerden veel menschen tot haar God,
Verklaarden haar klaarlijk zijn gebod,
Bevesten het vast'lijk,
Door teekenen veel,
Bewesen het kragt'lijk,
Ende geheel;
Zy vreesden den Heere,
Dienden hem wel,
En gaven God eere,
Na zijn bevel.
Keyser Nero wreet,
Dit gruwelijk speet,
Hy liet haar beyde vangen wel haast,
Door wreetheyt verwoet, en zeer verbaast,
Wijst haar ter doot,
Met toornigheyt groot;
Petrus gekruyst met het hooft na d' aart,
En Paulus onthalst door een beuls zwaart;
Dus zijn zy gestorven,
Voor Godes Naam,
En hebben verworven,
Een vreugde te zaam:
Wy bidden, Gods Heyl'gen,
Bid voor ons nu:
Verkrijgt ons een veyl'ge Reyse tot u.
|
|